Roslavets: Pianosonates nr. 1, 2 en 5; Compositions nr. 1-3; Prélude à la memoire d’Arkady Abaza; Compositions nr. 1 en 2 1915; Poèmes nr. 1 en 2; Études nr. 1-3; Préludes nr. 1-5 1918/22; Berceuse, dans en wals 1919; Prélude (reconstructed by M. Lobanova 1919, 1921); ‘Prélude’ en ‘Poème’ uit Compositions nr. 1-4, 1921. Olga Andryushchenko. Grand Piano GP 743/4 (2 cd’s, 1u. 38’13”). 2016
In de jaren twintig vorige eeuw behoorde Nikolay Andreyevich Roslavets (1881-1944) met andere verlichte geesten als Mossolov en Lourié daar tot de avant-garde. Hij had gestudeerd bij Vassilenko en Ippolitov-Ivanov. In 1927 werd de tiende verjaardag van de revolutie gevierd met een concert waarbij zijn Cantate October, de tweede symfonie van Shostakovitch en Mossolovs IJzergieterij op het programma stonden. Roslavets gold in de periode 1915 tot 1930 als ideoloog van een nieuwe moderne muziek en was naïef genoeg om te menen dat hij daarmee in de gunst van het communistische regime zou plezieren, zich mede beroepend op zijn proletarische achtergrond. Maar hem viel vooral hoon van de predikers van het socialistische realisme ten deel en moest zelfs enige jaren in een werkkamp bij Tashkent verblijven om daarvoor gestraft te worden.
In zijn nieuwe compositiesysteem ging Roslavets uit van zes- tot achtstemmige akkoorden die door middel van transposities en omkeringen de structuur van een werk bepalen. Het resultaat is een bijzondere, erg ‘dichte’ muziek die te beluisteren is in zijn meest korte pianowerken.
In 1996 maakte Marc-André Hamelin een opname van een selectie uit de pianowerken van Roslavets op Hyperion CDA 66926.
En nu is er de in Rusland opgeleide, in Duitsland wonende en werkende Olga Andryushchenko die voor het eerst de volledige pianowerken (althans wat daarvan in manuscript en druk resteert dankzij de zegeningen van het Sovjet systeem). Zo ontbreken delen uit Compositions en de Pianosonates nr. 3 en 4.
Bij nadere beluistering maakt deze muziek gemiddeld een super impressionistische indruk. De vleugel wordt pointillistisch gebruikt om het van nature percussieve klankkarakter ook verder met vermijding van uitgesproken ritmische contouren en door massa’s noten in legato melodielijnen onder te brengen te minimaliseren.
Zelfs is de sonates zijn moeilijk thema’s te herkennen en de ontwikkeling van variaties is ook lastig te volgen. Af en toe is wel iets van structuur te onderkennen, al blijft de emotionele richting vaag.
Boeiend is bijvoorbeeld wel hoe de Pianosonate nr. 1 uit fragmentarische motieven is opgebouwd, ook al hebben deze een vage vorm. Hier wordt men soms aan Sorabji’s zwoele chromatiek en exotische inslag herinnerd. Wel toonde die meer passie en lef.
Als het wennen is aan dit idioom, ligt het niet aan Olga Andryushchenko. Zij weet van deze complexe, onconventionele pianowerken wat wonderbaarlijk bijzonders te maken. Bewonderenswaardig hoe ze pianotechnisch tot de tanden bewapend alles onder controle heeft en van deze ‘etiolerende Scriabin’ zo kleurig mogelijke muzikale pastelschetsen weet te maken.