CD Recensies

RACHMANINOV: VESPERS, JOOST

Rachmaninov: Vespers op. 37. Klaudia Zeiner (a) en Falk Hoffmann (t) met het MDR Omroepkoor Leipzig o.l.v. Risto Joost. Genuin GEN 17476 (58’01’). 2016

 

Eeuwenlang werden alle belangrijke feesten van de Russisch orthodoxe kerk voorafgegaan door een nachtwake met gelegenheid voor bespiegelingen bij zonsondergang en het aanbreken van een nieuwe dag. Rachmaninovs Vespers uit 1915 roept de strengheid en het mysterie van die oude traditie op magische wijze op. Hij schreef het werk als 41-jarige leeftijd tegen de achtergrond van W.O. I toen hij door heel Rusland concerten gaf ter ondersteuning van de oorlogsinspanningen.

Deze Vespers is bewerkelijker en intenser dan zijn vorige grootschalige liturgische koorwerk, de Liturgie van Sint Johannes Chrysostomus uit 1910 door het gebruik van authentiekeznamenny en Griekse zang.

Rachmaninov beschrijft zijn werk als een ‘bewust konterfeitsel van de oorspronkelijke kerkmuziek’. Hoewel het uiteraard veel verschuldigd is aan het rijke Russische erfgoed van religieuze muziek, had de inspiratie van de componist ook een politieke component ter bekrachtiging van nationalistische gevoelens tijdens de oorlog. De eerste uitvoering was eerder een concert dan een mis.  Het vijftiendelige werk voor alt, tenor en gemengd koor a cappella werd zo goed ontvangen dat het tijdens het eerste seizoen nog viermaal werd herhaald.

Van het werk staan intussen meer dan dertig opnamen ter beschikking. In een Vergelijkende Discografie uit 2014 werd een groot aantal daarvan besproken. Tot de mooiste behoorden de opnamen van Vladislav Chernuchenko met de Capella St. Petersburg (Chant du monde LDC 288050, Saison russe RU 788050), Sivards Klava (Ondine ODE 1206-5) en Kaspars Putnins (BIS SACD 2039).

Daarbij voegt zich nu de Estse dirigent Risto Joost (die prachtige opnamen maakte met het Nederlands kamerkoor) met zijn Leipzigse ensemble. Ook hij weet de bespiegelende en eucharistische essentie van deze krachtige muziek heel goed te treffen. De beide solisten zijn geheel tegen hun taak opgewassen. Klaudia Zeiner schittert in ‘Blagoslovi, dushe moya, Falk Hoffmann in ’Nyne otpuschaeshi’’ en het koor verricht wat imponerends. De uitstekende sopraansectie geeft de haast stratosferische gezangen in tertsen een grote schoonheid terwijl de mooi resonerende bassen de fluwelige sonoriteit onderstrepen met moeiteloze lage C’s. De aflopende toonreeks naar een lage Bes aan het eind van ’Nyne otpushchayeshi’ heeft iets adembenemends. De zang bezit een grote intensiteit en een goede dynamiek. De Paul Gerhardt kerk in Leipzig zorgde voor een passende akoestische ambiance.

Het koor heeft al meer bijzondere opnamen op zijn naam, bijvoorbeeld met werken

van Bortnyansky en Schnittke.