Rachmaninov: Symfonieën nr. 1 in d op. 13, 2 in e op. 27 en 3 in a op. 44; Symfonische dansen nr. 1-3 op. 45; Balakirev: Ouverture op de thema’s van drie Russische liederen; symfonisch gedicht Tamara. Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. LSO Live LSO 0816 (3 cd’s, 3u., 48’07”). 2008/2015
Nieuw is dit Rachmaninov materiaal niet, want de Symfonie nr. 1 met de Londenaren was al verkrijgbaar op LSO Live 0784, nr. 2 op LSO Live 0677 en nr. 3 op LSO 0779. Bovendien maakte Gergiev in zijn Philipsdagen (1993) al een opname van Symfonie nr. 2 (Philips 438.864-2).
Maar nu die opnamen samen met twee werken van Balakirev zijn gebundeld, is het misschien nuttig er nog eens aandacht aan te schenken.
De verzameling begint met een heel goede weergave van nr. 1. Dit is muziek die met veel overtuiging moet worden gespeeld want het werk heeft zo zijn zwakke kanten. Die overtuigingskracht is volop aanwezig bij de dirigent. Het eerste deel klinkt kernachtig maar ook met een scheut melancholie; het langzame deel wordt met gevoel en gevoel voor sfeer gespeeld en ook het broeierige ervan wordt duidelijk en het werk wordt afgerond met een kernachtige finale.
In Symfonie nr. 2 toont Rachmaninov zich voluit als vaardige symfonicus. Het week w wordt met veel vaart en verve afgewikkeld met expressieve bijdragen van de soloklarinet. De strijkers bieden gewicht en vaart in hun lange frasen terwijl de blazers voor meer distinctie zorgen.
Ook Symfonie nr. 3 is een succes. Dat is te danken aan een pakkende, dra magische aanpak van het eerste deel mt levendige orkestkleuren, een goed blijk van nostalgie in het langzame deel waarin de componist moet hebben teruggedacht aan zijn vaderland en zijn vrijwillige ballingschap. Het scherzo heeft veel panache en de finale een stevige, vitale ritmische inslag terwijl ook alle lyrische passages de volle aandacht krijgen.
Natuurijl bestaan ook andere opnamen van dit drietal. Gergiev laat de opname van Arwell Hughes (BIS CD 165/66) achter zich, hoewel die ook de Jeugdsymfonie, de Vocalise en het symfonsch gedicht Prins Rostislav uit 1891 bood. Dat herinnert eraan dat het misschien jammer is dat Gergiev Balakirev als aanvulling koor en niet andere orkestwerken behalve de Symfonische dansen uit 1940: De rots op. 7 uit 1893 en het Scherzo in d uit 1887.
Wie Previn, ook met het Londens symfonie orkest (EMI 764-530-2), uit 1974/6 ook op 3 cd’s of Ashkenazy met het Concertgebouworkest (Decca 448.116-2) op 2 cd’s uit 1980/2 in zijn bezit heeft, kan gerust zijn.Maar wie nog aan de Rachmaninov symfonieën moet beginnen, doet er goed aan om ook Gergiev in de keuze ter betrekken.
Dat ook beide werken van Balakirev heel geslaagd klinken, zal nauwelijks nader betoog hoeven.