Rameau: Livre de pièces de clavecin boek 1 (Suite in a), boek 2 (Suites in e en D; ‘Menuet en rondeau’); ’Suites in a en G’ uit Nouvelles suites; Les Indes galantes, ballet, reduit à quatre grands concerts deel 1-27; ‘La livri’ uit Pièces de clavecin en concerts nr. 1; ‘L’agaçante’ uit Pièces de clavecin en concerts nr. 2; ‘La timide’ uit Pièces de clavecin en concerts nr. 3’; L’indiscrète’ uit Pièces de clavecin en concerts nr. 4; La dauphine; Air pour Zéphire (bew.). Steven Devine en Robin Bigwood. Resonus RES 10214 (3 cd’s, 3u.39’39”). 2013/7
Hoewel Rameau primair organist was, liet hij opvallend genoeg geen muziek voor dat instrument na. Zijn klaviermuziek bestaat uit drie boeken voor solo klavecimbel plus eentje voor ensembles. Enkele stukken daaruit zijn voor klavecimbel begeleid door viool (of fluit) en altviool, daarnaast enige solostukken en een handvol arrangementen van muziek voor het opera ballet Les Indes galantes. In totaal 76 nummers.
De werken dateren uit de periode 1706-1747 en omvatten in wezen zijn hele creatieve leven. Het belangrijkst zijn de Pièces de clavecin uit 1706 en 1724 en de Nouvelles suites de Pièces de clavecin uit 1726. De Pièces de clavecin en concerts zijn uit 1741, de overige werken uit 1747.
De eerste bundel in qua stijl nog erg zeventiende eeuws met een reeks bekende dansvormen en een deels maatloze improvisatorische ‘Prélude’, maar ook modern in de behandeling van de instrumentkleur en -techniek.
Rameau’s latere bundels bevatten karakterstukken met imitaties van vogels en theateramusement naast gewaagde harmonische experimenten, met name in ‘L’enharmonique’ uit de Suite in g.
Pieter Jan Belder (Brilliant Classics 93903) was waarschijnlijk de eerste die op 3 cd’s een volledige opname van deze zeken maakte. De meeste andere klavecinisten, als Trevor Pinnock (CRD 3511-2), Christophe Rousset (Decca 425.886-2), Ketil Haugsand (Simax PSC 1345), Gilbert Rowland (Naxos), Jory Vinikour (Dorian DSL 92154) en Mahan Esfahani (Hyperion CDA 68071/2) maakten een selectie hieruit op 2 cd’s.
De Engelse klavecinist Steven Devine lijkt echt een complete opname te hebben gemaakt. Hij speelt op een instrument van Ian Tucker naar een Andreas Ruckers uit 1626 met een door Hemsch in 1763 toegevoegd ‘ravalement’.
Hij doet dat met een uitstekende balans van expressie en virtuositeit. Waar de versiering in de Franse barokmuziek voor klavecimbel vermoeiend en al te kunstmatig kan lijken, is die in Devines interpretaties niet alleen een integraal onderdeel, maar voegt deze ook een vitale dimensie toe aan de algehele vertolking. Maar het opwindendst aan zijn spel is misschien wel hoe hij het ritme behandelt - de inégales, die niet echt in de partituur staan, maar niettemin cruciaal zijn voor de eb en vloed van de muziek - worden meesterlijk en ongekunsteld gespeeld.