Rachmaninov: Pianoconcerten nr. 2 in c op. 18 en 4 in g op. 40; Bach, J.S.: ‘Preludium’, Gavotte’ en ‘Gigue’ uit Partita voor soloviool nr. 3 in E BWV. 1006 (bew.). Daniil Trifonov met het Philadelphia orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. DG 483.5335 (70’10”). 2015, 2018
Lange tijd was het Pianoconcert nr. 4 van Rachmaninov het lelijke eendje onder zijn concertante werken. Het is wel duidelijk waarom het verschilt van de drie vorige concerten. Die werden alle geschreven vòòr W.O. I, een catastrofe die deels de Europese culturele eigenwaarde vernietigde. Hierna bekeek men overdadige lyrische romantiek als onmodieus, maar ook als opzichtig en onaantrekkelijk.
Een hele generatie componisten werd hierdoor beïnvloed. Sommigen hielden zich na 1918 vrijwel helemaal stil, terwijl anderen een nieuw, objectiever en minder expressief idioom hanteerden.
Na zijn vertrek uit Rusland in 1917 en zijn vestiging in de V.S. het jaar daarop, besefte Rachmaninov maar al te goed dat zijn kenmerkende emotionele grootspraak uit de mode was. Toch noteerde hij wanhopig: “Ik raak de oude manier van schrijven niet kwijt en kan maar geen nieuwe vinden”.
Het is daarom niet verrassend, dat Rachmaninovs Pianoconcert nr. 4 vol raadsels en onzekerheden lijkt te zitten. Na een spannend en origineel begin eindigt het eerste deel abrupt. De gelijkenis van het thema uit het tweede deel met het liedje Three blind mice was een bron van vermaak voor het Amerikaanse publiek it d ie tijd.
In verkeerde handen kan dit lastige concert al snel gekunsteld of wezenloos gaan lijken.
Na Rachmaninov zelf, ook met het Philadephia orkest dat in 1941 onder leiding stond van Eugene Ormandy (Dutton CDVS 1918) en Arturo Benedetti Michelangeli (Warner 7243-567.258-2) in 1957 toont nu ook Daniiil Trifonov aan dat het in de juiste handen een meesterwerk is. Hij speelt het met een combinatie van waardige lyriek, en ontvlambare grandeur en neemt zo alle twijfel aan de waarde van dit werk weg.
Dat hij naast een mooie interpretatie van het overbekende Pianoconcert nr. 2 ook nog ruimte kreeg voor een paar bewerkingen van Bachs minder bekende Partita, maakt deze uitgave nog waardevoller. Nézet-Séguin zorgt met een warmhartige, maar waar nodig geëtste begeleiding voor een aangenaam warm klankbad waarin de solist zich vrijelijk kan bewegen.