Roussel: Le marchand de sable qui passe op. 13; Impromptu voor harp op. 21; Serenade voor fluit, harp, viool, altviool en cello op. 30; Duo voor fagot en contrabas; Divertimento voor piano, houtblazers en hoorn in G op. 6; Trio voor fluit, altviool en cello op. 40. Tsjechisch nonet met Karolina Englichová (hrp) en Daniel Wesner (p). Praga PRD 250089 (64’12”). 1995
Om enigszins bekend te raken met de kamermuziek van Albert Roussel (1869 - 1937) is deze cd ideaal. Deze laat ons een andere, soms speelser kant van de Franse componist horen en het is opmerkelijk dat dit zo goed gebeurt door Tsjechen.
De toneelmuziek bij Le marchand de sable qui passe is geschreven voor strijkkwintet, harp, fluit, klarinet en hoorn. Heel sfeervolle muziek die enigszins herinnert aan Ravels Introduction et allegro. Hoewel de kleuren en de textuur heel individueel zijn, is de etherische melodie uit de ‘scène finale’ van magische aard en vergelijkbaar met het slot van Ravels Ma mère l’oye.
De pikante Sérénade en het Fluittrio zijn nauwelijks minder delicaat; beide hebben een subtiel, maar wat rusteloos langzaam deel; het Fluittrio wordt afgesloten met een grillig capricieus en spiritueel deel.
Het voor Serge Koussevitzky geschreven Duo voor fagot en contrabas is geestig en vol pastorale humor en ook het miniatuur Divertissement voor pianokwintet is luchthartig en had bijna van Jean Françaix kunnen zijn.
De charme waarmee dit programma wordt gebracht, maakt het geheel tot een genot.