Rachmaninov: Pianotrio’s nr. 1 in g Trio élégiacque en 2 in d op. 9 Trio élégiacque; Grieg: Andante con moto voor pianotrio in c EG. 116; Suk: Elegie voor pianotrio op. 23. Wanderer trio. Harmonia Mundi HMM 90.2338 (72’04”).
Luisteren naar de weinige kamermuziek (behalve deze Trio’s een onvoltooid Strijkkwartet en de Cellosonate) die Rachmaninov schreef, is het soms net of je een wijze grootvader toehoort die met ernstige stem een oud melancholiek verhaal vertelt en daaraan extra accenten toevoegt.
Het Wanderer trio met Jean-Marc Phillips Varjabédian (v), Raphael Pidoux (vc) en Vincent Coq (p) zet het eendelige Pianotrio nr. 1, geschreven als herinnering na de dood van Tchaikovsky, in als uit de verte naderende stoomlocomotief die uit het donker naderbij komt, waardoor drama en lyriek zich gaan verdichten. Als het werk eindigt is het dan of die locomotief op weg was naar de schroothoop.
Iets dergelijks herhaalt zich met een gevoel van berusting aan het eind van Pianotrio nr. 2. Geen wonder, want het is gebaseerd op een melodie uit het Russisch orthodoxe Requiem.
Voor een vervolg is gekozen voor twee zelden gehoorde, maar fijn gekozen composities. Grieg verbreekt in zijn Andante con moto uit 1877 even de melancholieke stemming. Jammer dat hij deze aanzet tot een Pianotrio niet voortzette.
De eigenlijk voor piano en strijkkwartet geschreven Elegie van Suk was bedoeld om in 1902 op de begrafenis van de Tsjechische schrijver Julius Zeyer te worden gespeeld en heeft een berustend, vredig karakter.
Deze Rachmaninov uitvoeringen door het Wanderer trio zijn buiten kijf beter dan de meeste andere en winnen aan waarde door beide extra’s.