CD Recensies

ROMBERG: LIED VON DER GLOCKE, DAS

Romberg: Lied von der Glocke, Das op. 25. Karl Ridderbusch (bs), Maria Friesenhausen (s), Renate Naber (a) en Heiner Hopfner (t) met het Stedelijk concertkoor Duisburg en het Folkwang kamerorkest o.l.v. Guido Knüsel. Calig CAL 5094-2 (54’29”). 1982

Generaties lang leerden Duitse schoolkinderen Schillers beschrijving uit 1799 van het smeden van een grote klok om de menselijke behoefte aan stabiliteit, harmonie te vieren van buiten. Als een soort parallel van het ‘Alle Menschen werden Brüder’ van dezelfde dichter uit Beethovens symfonie nr. 9.

Max Bruch verwerkte het tot een grootschalig oratorium op. 45 met een prominente rol voor de bas en duidelijke invloeden van Brahms en Wagner (Jac van Steen, CPO 777.130-2).

Niet alleen Carl Haslinger en Vincent d’Indy, ook Andreas Jacob Romberg  (1767 - 1821) verwerkte die lange ballade met al zijn retoriek en mengeling van moreel idealisme en huiselijke Biedermeier sentiment in een oratorium en deed dat al in 1808 of mogelijk vroeger. Hij werd er zelfs heel populair mee. Hoogtepunten zijn het kwartet ‘Holder Friede’, het trio ‘Sei uns gnädig’  en het treurkoor ‘Dem dunklen Schoß der heigen Erde’. 

Destijds moet het werk heel aansprekend zijn geweest, nu lijkt het wat van zijn glans verloren te hebben.

Maar daarvan blijkt niets uit deze vertolking van de reeks curio’s net Karl Ridderbusch als voortreffelijke klokkengietmeester en een stralende Maria Friesenhausen van de goed dirigerende Guido Knüsel. Alleen ‘Wohltätig ist des Feuers Macht’ had wat uitbundiger mogen klinken.