Rebel en Francoeur: Pirame et Thisbé. Thomas Dollé (t., Pirame), Judith van Wanroij (s., Thisbé), Jeffrey Thompson (t., Ninus), Katia Velletaz (s., Zoraïde) en Jean Teitgen (bs., Zoroastre) met het koor van de Académie baroque en het Ensemble Stradivaria o.l.v. Daniel Cuiller. Mirare MIR 058 (2 cd’s, 2u., 20’14”). 2007
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat het hier niet gaat om een opera van de bekendere Jean-Féry Rebel, maar om een tragédie en musique die zijn zoon François Rebel (1701 - 1775) in samenwerking met zijn collega François Francoeur (1698 - 1787) schreef. Gedurende 45 jaar produceerden beiden samen 18 theaterwerken. Pirame et Thisbé was het eerste daarvan in 1726. In een tweede versie uit 1740 werd het aantal recitatieven en aria’s uitgebreid, waarna in 1771 een derde versie volgde, die Cuiller gebruikt.
De handeling gaat over het gedoemde Babylonische liefdespaar uit Ovidius’ Metamorfosen dat we ook tegenkomen in Shakespeare’s Midsummer night’s dream wanneer een groep handelslui het verhaal voorstellen om het Atheense hof te vermaken. Het is wat kort voor een avondvullend werk, dus voegde librettist Jean-Louis Ignace de la Serre er nog meer mythologische figuren, zoals Venus, Zoroaster en Ninus (Ninny bij Shakespeare) aan toe.
De muziek hierbij bezit de typische elegantie van de late Franse barokopera.
Op Jeffrey Thompson (Ninus) na, die met een verismo-achtige expressie de grenzen van de barok overschrijdt en moeite heeft met coloraturen, blijven de andere vertolkers daar met de juiste stijl voortreffelijk binnen. De sterren van de uitvoering zijn Judith van Wanroij en Katia Velletaz met hun aantrekkelijk warme stemgeluid omdat ze de tekst goed duiden, een goede uitspraak hebben en mooi fraseren. Thomas Dollé’s tenorale bariton heeft wat moeite met het lage register en Jean Teitgens bas heeft weinig resonans. Gelukkig speelt Stradivaria onder barokviolist Daniel Cuiller heel enthousiast en stijlvol.
Voor een zaalopname zijn er gelukkig heel weinig bijgeluiden.