Reicha: Requiem. Emöke Barath (s), Marketa Cukrova (a), Krystian Adam (t) en Tomá Selc (bs) met L’armonia vocale en L’armonia terrena o.l.v. Zdenek Klauda. Nibiru 0116-2231 (56’09”). 2018
De naam van Anton Reicha (1770 - 1836), de jeugdige vriend van Haydn en Beethoven, die later tot de leraren van Berlioz, Gounod, Liszt en Franck behoorde, is bekend genoeg en hij had best invloed op de ontwikkeling van de Europese muziek. Maar waarom geniet hij dan geen grotere bekendheid, afgezien van een aantal kamermuziekwerken voor blazers?
Waarschijnlijk omdat composities van een belangrijke leermeester en auteur van verhandelingen over harmonie en improvisatie zich niet zo makkelijk naar het concertpodium laten vertalen.
Van zijn rond 1810 ontstane Requiem bestaat al een opname van Lubomir Mátl (Supraphon 110332-2) uit 1988, maar deze nieuwe is een stuk beter. Het is een vrij ultimatief werk waarin al zijn weten en kunnen op het gebied van harmonie, vorm, contrapunt, fuga en instrumentatie in een werk op de grens van classicisme en romantiek zijn gebundeld.
Het is een vrij bescheiden compositie, gevrijwaard van effectbejag, maar ook vrij verrassend door zijn melodische rijkdom en zijn inventieve harmoniek. Het is bovenal een koorwerk waarin de solisten samenwerken als contrasterend minikoor zoals in het ‘Liber scriptus’ en het ‘Recordare’ en het laat zich drinken als een lekkere wijn. Maar er zijn ook momenten van meer drama in ‘Dies irae’, ‘Rex temendae’ en het ‘Lacrymosa’. ‘Tuba mirum’ wordt ingeleid door het koper. Het ‘Benedictus’ wordt geleid door de sopraan maar in hert prachtige ‘Agnus Dei’ is de groep weer samen.
Daarvoor zorgen bij de solisten vooral sopraan Emöke Barath, alt Marketa Cukrova en tenor Krystian Adam. Voor het overige leidt Zdenek Klauda een mooi vitale uitvoering.