Rachmaninov: Symfonie nr. 1 in d op. 13; Symfonische dansen op. 45. Philadelphia orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séquin. DG 483.9839 (81’12”). 2019
Zoals bekend was de première van Rachmaninovs Symfonie nr. 1 in 1895 een ramp omdat de waarschijnlijk dronken dirigent Glazoenov chaos veroorzaakte op het podium. Veel later, toen hij naar de V.S. was geëmigreerd werden zijn orkestwerken en pianoconcerten beter recht gedaan vooral in Philadelphia waar Eugene Ormandy als eerste in 1959, 1966 en 1967 de 3 Symfonieën (Sony SB2K 63257). Philadelphia bleef hem trouw want daar nam Charles Dutoit de Symfonie nr. 1 uit 1897 (Decca 436.283-2) op. Eerder al waren de vier Pianoconcerten met Stokowski vastgelegd.
En nu keerde Rachmaninov dus in 2019 postuum nog eens naar het orkest terug dat hem zoveel succes bracht. De laatste keer dat ik heel erg genoot van dit werk was via de opname van Mikhail Pletnev met het Russisch Nationaal orkest (DG 463.075-2), maar Nézet-Séquin ontwikkelt in zijn onthullende uitvoering een vaart en een passie die anderen meestal missen. Het werk krijgt ook een vrij donker en tragisch karakter bij hem waardoor het authentiek Russisch klinkt. De hoekdelen zijn vrij breed van opzet, climaxen worden aangejaagd en als contrast klinken de middendelen wat lichter. De bijdragen van de houtblazers zijn heel evocatief.
Zelf was Rachmaninov heel tevreden toen hij in 1940 zijn laatste orkestwerk, de Symfonische dansen, klaar had: “I don’t know how it happened, it must have been my last spark.” Hij had hiervoor geciteerd uit vroegere werken en gebruikte het ‘Dies irae’ motief in de finale. Ook dit werk wordt door Nézet-Séquin meeslepend met vaart vertolkt en van passie en karakter voorzien. Een vergelijking met Ashkenazy (Decca 410.12402), Previn (EMI 769.02502), Maazel (DG 410.894-2), Petrenko (Avie AV 2188), Jansons (BR Klassik 900154) en Rattle (Warner 9845.519-2) doorstaat hij met glans.