Rachmaninov: 24 Préludes. Steven Osborne. Hyperion CDA 67700 (78’31”). 2008
De beroemdste onder zijn 24 Préludes (die in cis uit de Karakter- en salonstukken op. 3) schreef Rachmaninov zonder enig vermoeden van de enorme populariteit die het stukje zou verwerven. Alleen zijn Vocalise op. 34/14 was dank zij vele arrangementen ook een dergelijk lot beschoren.
Het complete vierenentwintigtal hadden we al in vrijwel optimale vorm van de daarvoor haast gepredestineerde (oer)Russen Ashkenazy (Decca 414.417-2, 475.8238) en Alexeev (Virgin 561.624-2), maar nu voegt zich de Brit Osborne verrassend genoeg bij dat illustere gezelschap. Omdat hij de stukken in chronologische volgorde uitvoert, opent hij met die populaire testcase; vrij langzaam, maar heel indringend en passend bij de aanduiding lento. Belangrijker is dat hij het werk zo’n fris karakter geeft. Maar hij verricht natuurlijk veel meer positiefs. Luister naar de kalme melancholie van op. 23/1, het grillige menuet op. 23/3 de fraai uitgewerkte melodielijnen van de Chopineske op. 23/4, de soepel voortstromende op. 23/6.
Oppervlakkig beschouwd hebben beide reeksen Préludes veel gemeen, maar in werkelijkheid vertonen ze grote verschillen. Nauw gelieerd aan de kwaliteit van Osborne’s interpretaties is het feit dat hij een voor Rachmaninov geschapen techniek meebrengt plus een groot gevoel voor dit specifieke idioom. Een mooi voorbeeld is op. 23/9 dat eerder een etude dan een prélude is, andere voorbeelden zijn de retorica van op. 23/7. Op. 32/7 is een Siberische wervelwind. Alle waardering voor deze prestatie dus.