Rachmaninov: Pianoconcerten nr. 3 in d op. 30 en 4 in g op. 40. Leif Ove Andsnes met het Londens symfonie orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 640.516-2 (67’14”). 2009/10
Deze uitgave betekent de vervulling van een sinds 2005 gekoesterde stille wens. Toen namelijk verschenen met deze solist en deze dirigent de Pianoconcerten nr. 1 en 2 (op EMI 474.813-2). Het enige verschil is dat nu niet het Berlijns filharmonisch orkest begeleidt, doch het Londens symfonie. Ook voor de solist betekent de afronding van dit project met de vier pianoconcerten de vervulling van een droom (nu dus alleen nog, en wat graag, de Paganini rapsodie).
Het mag dan nooit ontbroken hebben aan voortreffelijke opnamen van deze vier concerten – men denke aan Ashkenazy (Decca 444.839-2) en Hough (Hyperion SACDA 67501/2) en verder terug aan dat bijzondere Derde concert van Argerich (Philips 464.732-2) en Volodos (Sony 50997-06438-4) en van het Vierde door Michelangeli (EMI 567.238-2).
Maar Andsnes overtuigt minstens evenzeer, in sommige opzichten zelfs meer. Hij speelt het vierde concert in de laatste herziene versie uit 1941. Een belangrijke bijdrage aan het welslagen zijn de smaakvolle frasering en nuancering. De cadens in het eerste deel heeft iets extra spontaans. Opvallend verder zijn de rustige tempi, die een iets langzamere indruk maken dan gewoonlijk. Maar die ruimte wordt niet alleen genomen, maar ook benut wat de expressie ten goede komt. De koel geachte Noor toont zich hier van zijn meest romantische, warmbloedige kant. Met Pappano en het lenige Londense orkest heeft hij het ook uitstekend getroffen. De bijna volledige werken voor piano en orkest van Andsnes en Pappano verdienen een hoge plaats in de erelijst, minstens ex aequo met de andere genoemden, zo niet net nog met een streepje voor.