CD Recensies

ROUSSEL: PADMÂVATÎ

 

Roussel: Padmâvatî op. 18. Marilyn Horne (ms), Nicolai Gedda (t), José van Dam (b), Jane Berbie (s), Charles Burles e.a. met Orféon Donostiara koor en orkest van het Capitole theater, Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 381.867-2  (2 cd’s, 1u 43’08”). 1983

 

In 1909 ondernam Roussel een reis naar India en het toenmalige Indo-China die zijn muzikale sporen naliet in het opéra-ballet Padmâvitî uit 1923. Het resultaat is een wat wonderlijk, exotisch werk  op een libretto van Louis Laloy dat speelt in het dertiende eeuwse India rond de vorst van Chittar Ratan-Sen en zijn beeldschone vrouw Padmâvatî. Wanneer de wrede Mongoolse sultan Alaouddin uit Delhi het vorstenrijk verovert, ziet hij Padmâvatî en als deze haar sluier afwerpt op zijn verzoek, raakt hij op slag verliefd op haar en verlangt dat ze met hem trouwt. 

Ratan-Sen weigert dat en zal worden ter dood gebracht. In plaats van de eis van Alaouddin in te willigen, weigert Padmâvatî  en voegt ze zich bij haar man op de brandstapel om haar volk te behoeden voor de wraak van de veroveraars. Het werk lijkt zo wel een kruising tussen Lakmé en Norma.

De muziek van Roussel is geheel passend bij het gegeven kleurig en exotisch met zelfs gebruikmaking van wat Indiase raga’s; hij zet er een nogal zwaar bezet orkest voor in. Ook het koor heeft een belangrijk aandeel, bijna even groot als de solisten, in zoverre bestaat een relatie met de opéra-ballets van Rameau. Het werk waaraan de componist gedurende W.O. I werkte, ging als mengvorm van opera en ballet in 1923 in première en was eigenlijk een kort leven beschoren. Des te nuttiger dat het tenminste via zo’n goede opname te beluisteren is. Er was een rivaal, op Gala uit 1969, nog met Rita Gorr, Albert Lance en het Londens symfonie orkest o.l.v. Jean Martinon, maar de EMI uitgave is verkieslijk.

Een nog opvallend jeugdig klinkende Nicolai Gedda maakt van zijn als goedgunstige vorst op gevoelige wijze een heldhaftig uitpakkende karakterstudie want hij straalt ook autoriteit uit. Als aanlokkelijke Padmâvatî overtuigt ook de aristocratisch aandoende, maar ook felle en tragisch expressieve Marilyn Horne met haar warme mezzostem volkomen, ook al zingt ze pas voor het eerste aan het einde van de eerste akte; José van Dam is een dreigende en bedreigende Alaouddin en de kleinere rollen zijn uitstekend bezet met vooral Charles Burles in een prachtige aria als Brahmaan. Ook de inbreng van koor en orkest is van uitstekend kaliber. Het eind van het werk zorgt voor een ware catharsis al blijft wat onduidelijk of Padmâvatî zich daadwerkelijk moest opofferen.

Juist omdat het waarschijnlijk is uitgesloten dat we dit werk op het toneel zien, is het goed dat het in deze vorm beschikbaar is.