Roussel: Symfonieën nr. 1 in D op.7 Le poème de la forêt en 4 in A op. 53. Orchestre de Paris o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1092-2.
Roussels Eerste symfonie is geen symfonie in de gangbare betekenis van het woord, maar eerder een cyclus van vier symfonische gedichten, ontstaan in de periode 1904/6. Toen het eerste daarvan, ‘Soir d’été’ werd uitgevoerd was de componist niet van plan om daar verdere schilderingen van jaargetijden aan toe te voegen, maar na ‘Renouveau’ gereed werd, is dat snel gevolgde door ‘Forêt d’hiver’ en ‘Faunes et Dryades’. Laatstgenoemd werk heeft een herfstige inslag en samen vormt het viertal toch zoiets als Roussels Vier jaargetijden in impressionistische gedaante.
De Vierde symfonie is een laat werk uit 1934, pas enige jaren voor zijn dood ontstaan. Het gaat om een kostelijke partituur, product van een rijk gevuld arsenaal aan verbeelding. Goed is te horen hoe de stijl van de componist met de jaren evolueerde, want hier gaat het om een abstract werk met een motorisch begindeel; lyrische intensiteit en ritmisch élan gaan hand in hand. Het werk bezit een duister en krachtig langzaam deel, een aanstekelijk werkend scherzo en een boeiende finale.
Met zijn Franse orkest zorgt Eschenbach voor heel sfeervolle en fraai gefraseerde vertolkingen. Hij gunt zich de tijd met brede tempi en maakt hooguit van de twee laatste delen van de Vierde iets te vlot af. Maar het voortreffelijke orkestspel en de prachtige opname zijn dan weer doorslaggevende pluspunten. Concurrentie, maar geen verbetering, is er van Dutoit (Erato) en oudere opnamen van Cluytens (Testament), Järvi (Chandos) en Munch (Warner).