Rautavaara: Anadyomene ‘De aanbidding van Aphrodite’; Fluitconcert op. 63 ‘Dances with the winds’; On the last frontier. Patrick Gallois met het Helsinki filharmonisch koor- en orkest o.l.v. Leif Segerstam. Ondine ODE 921-2 (58’52”). 1998
Het vierdelige, maar slechts ongeveer 23 minuten durende fluitconcert (1975) is een bijzonder kleurig en op het eerste gehoor zeer innemend werk. De ondertitel ‘Dansen met de wind’ suggereert letterlijk al een zekere extroverte luchtigheid. In de verte herinnert het werk aan Nielsens fluitconcert.
Het bijzondere is dat de solist zijn taak moet verdelen over fluit, basfluit altfluit en piccolo. In het drukke eerste deel komen wat nogal brute tussenwerpsels van het koper voor, in het korte tweede deel belanden we even in de wereld van tamboers en pijpers en in het elegische langzame deel krijgt de altfluit alle ruimte om te schitteren; de finale is heel contrastrijk en vertoont een vage gelijkenis met Bernstein op zijn uitbundigst.
Patrick Gallois toont zich een ideale pleitbezorger, van alle markten thuis en geen moment terugdeinzend voor nieuwe horen en het Finse orkest zet zich volledig in voor het werk van zijn landgenoot. De opname klinkt subliem. Dat kan in iets mindere mate ook worden gezegd over het enige alternatief van Petri Alanko met het Lahti symfonie orkest (BIS CD 687) uit 1995, maar de uitvoering staat op iets lager niveau.
Anadomene uit 1968 is een muziekwerk voornamelijk in pasteltinten. Het werk begint wat onrustig en donker, er zijn korte commentaren van fluit en basklarinet, het koper leidt een climax in en daarna wordt de sfeer geanimeerder totdat we naar het uitgangspunt terugkeren. Het gaat om een eerbetoon aan Aphrodite, de godin der liefde, geboren uit zeeschuim en is als zodanig zeer geslaagd.
On the last frontier (1997) is geïnspireerd op een verhaal van Edgar Allan Poe: The narrative of Arthur Gordon Pym. De componist noemt het ‘een stuk over de zeevaart zoals een jongen die zich voorstelt’. Het resultaat is zowat 24 minuten programmamuziek waarin Poe weliswaar niet letterlijk wordt gevolgd, maar met name het accent ligt op het laatste gedeelte daaruit. Zo ontstond een boeiend, wat traag verlopend maar heel verheven symfonisch gedicht waarin prachtige instrumentale solobijdragen en even grootse koorinbreng opvallen.
Ook hier is feitelijk niets op de verklanking aan te merken.