Rautavaara: Cantus arcticus; Strijkkwartet nr. 4; Symfonie nr. 5. Omroeporkest Leipzig o.l.v. Max Pommer. Catalyst 09026-626912-2 (70’56”). 1994
Cantus arcticus uit 1972 is een werk voor orkest en tape dat door de componist is betiteld als ‘Concert voor vogels en orkest’. Dienovereenkomstig bevat het door de componist zelf opgenomen geluiden van arctische vogels naast muziek die van een grote subtiliteit getuigt en heel lyrisch is. Het geheel heeft geleid tot een muziek die een heel geheimzinnige en exotische klankwereld oproept. De vogelgeluiden komen en gaan in het ietwat sombere halflicht van ’s componisten orkestrale landschap. Van programmatisch mag men niet spreken, van een sterke plaatsgebondenheid – Noord Finland met zijn uitgestrekte bossen, doorbroken door meren – wel.
De eendelige Symfonie nr. 5 uit 1985 is voor een zeer zwaar bezet orkest geschreven en in het werk wordt getracht de tegenstelling op te heffen die meteen ligt besloten in de beginmaten: een drieklank in majeur die langzaam pulseert, tot een crescendo uitgroeit en dan in dissonanten verdwijnt.
Dit dramatische begin gaat over in een ook nogal duister chromatisch thema voor de altviolen en celli (herinnerend aan het eerste deel van Bartóks Muziek voor snaren, slagwerk en celesta en wordt gestopt door een kakofonie van pruttelende houtblazers. Oorspronkelijk heette dit ‘Monoloog met engelen’ en gaat het om een ‘epische gedachtenstroom’.
Ondanks de plotselinge uitbarstingen van modernistische angst, gaat het om romantische muziek. De nadrukkelijke confrontatie van conflicterende elementen behoort nu eenmaal tot Rautavaara’s eigenschappen.
Strijkkwartet nr. 4 uit 1975 dateert uit een periode waarin de componist nog graag teruggreep op volksmuziek.
Zo biedt deze cd een aardig overzicht van heel diverse stadia in het componistenbestaan.
Van Cantus arcticus bestaan meer opnamen, bijvoorbeeld van Vänskä (BIS CD 1038), Segerstam (Ondine ODE 1041-2) en Lintu (Naxos 8.554147), maar de behandelde combinatie is heel aantrekkelijk.