Rossini: Matilde di Shabran. Juan Diego Flórez, Annick Massis, Hadad Halevy, Bruno de Simone, Chiara Chialli, Geofrey Bonfatti, Lubomir Moravec en Bruno Taddia met het Praags kamerkoor en het Galicisch symfonie orkest o.l.v. Riccardo Frizza. Decca 475.7688 (3 cd’s, 3u 08’21”). 2004
Dit was de op één na laatste opera die Rossini voor Italië schreef voordat hij zijn tenten in Parijs opsloeg. Het werk werd geschreven voor het carnaval 1821 in Rome en bevatte een paar nummers van Pacini. Toen hij het wek gereed maakte voor opvoeringen in Napels in de herfst van dat jaar verving hij die brokken Pacini door eigen bijdragen.
Wat zo ontstond is een kernachtige, karakteristieke opera met imposante ensembles, maar het werk ontbeert enigszins de typisch pakkende melodieën die de beste opera’s van Rossini zo fraai en bijzonder maken.
Lang hield het werk met zijn verzameling van een razende vrouwenhater, een gekke dichter en verhalen van meisjes die van steile rotsen worden gegooid geen repertoire.
Maar in deze uitvoering die is gebaseerd op een nieuwe kritische uitgave van Jürgen Selk en die weer in Pesaro werd vastgelegd, komt het werk zeer overtuigend tot leven.
Florez is heel sterk in de tenor hoofdrol van Corradino, cuor de ferro (ijzerhart). Annick Massis blijft daar in de titelrol in vocaal opzicht haast onvermijdelijk wat bij achter, maar de rest van de bezetting vormt een goede, krachtige ondersteuning en Riccardo Frizza weet vanuit het orkest druk op de ketel te houden, al gaat hij niet steeds heel subtiel te werk. Het belangrijkst is dat zo op meer adequate manier een leemte in het Rossini repertoire is gevuld dan het geval was met de eerdere Bongiovanni GB 2242/4-2 opname van Francesco Corti.