Rimsky-Korsakov: Sadko. Vladimir Galusin, Lybbava Tarassova, Sergei Alexashin, Valentina Tsidipova e.a. met het Ensemble van het Kirov theater St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Philips 442.138-2 (3 cd’s, 2u 52’23”). 1993
Rimsky-Korsakov beschouwde de opera als ‘in essentie de bekoorlijkste en bedwelmendste soort leugen’. De meeste opera’s van hem bevatten een exotisch mengsel van bovennatuurlijke elementen en Russische volksverhalen. Gek genoeg worden deze werken zelfs in Rusland niet al te vaak opgevoerd, ook al bevatten ze de oorspronkelijkste en pakkendste muziek.
Sadko (1896) is gebaseerd op een episode uit het elfde eeuwse epos Novgorod cyclus. Zelf beschouwde de componist deze opera als zijn beste werk in dit genre. Wel ligt het accent nogal het spektakel, meer dan op een samenhangend verhaal. Zo bezien gaat het eerder om een alle kanten opgaand schouwspel dan om een echte opera. In zeven scènes wordt verhaald over de minstreel Sadko wiens avonturen hem van Novgorod naar de bodem van de oceaan brengen waar hij bijna trouwt met de zeeprinses Volkhova. De interactie tussen fantasie en werkelijkheid wordt met een enorm vaardigheid behandeld: met chromatiek wordt de fantasie geschetst, terwijl diatoniek de aardse wereld beheerst.
Maar bovenal is Sadko een virtuoos vertoon van klankschildering in de muziek. Het lukte de componist om even treffend de sombere sfeer van het Ilmen meer (tableau II) als de onderzeese handeling met turbulente stormen (tableau VI) te illustreren. Het panoramische werk zit vol met aparte nummers en niet zozeer met gebeurtenissen. De hoofdfiguren presenteren zich vooral in ballades
De zaalopname uit het oude Mariinsky theater is opmerkelijk voor zijn uitstekende ensemblewerk. Verder valt vooral de gespierde tenor van Vladimir Galusin in de titelrol op. Valentina Tsidipova als prinses en Sergei Alexashin als zeekoning vervullen hun bovennatuurlijke rollen met atletisch flair en zorgen dat het zesde tableau het beste lijkt wat de componist ooit schreef. Jammer hooguit dat het bekendste stukje uit de opera, het lied van de Indische koopman, niet met meer overtuiging door Gegam Grigoriam wordt gezongen. Gergiev geeft een geweldig vitale en prachtig gekleurde inhoud aan de orkestpartij. De luisteraar moet wel enige bijgeluiden van het toneel voor lief nemen.