Rachmaninov: Symfonie nr. 3 in a op. 44; Intermezzi nr. 1 in A en 2 in G. Londens symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8614 (53’05”). 1988
Rachmaninov: Symfonie nr. 3 in a op. 44; Symfonische dansen nr. 1-3 op. 45. St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.877-2 (72’15”). 1992
De symfonie nr. 3 werd in Zwitserland tussen 1935 en 1936 geschreven, bijna dertig jaar na zijn voorganger. Het is bijna even krachtig als compositie: een grote golf van orkestrale energie volgt op een gesluierd quasi Russisch orthodox gezang en de steeds terugkerende, ook quasi vocale motieven behoren tot Rachmaninovs gevoeligste uitingen en voordat de boven de symfonie zwevende geesten in een laatste fugato ten ruste worden gelegd, valt het samen met ’s componisten idée fixe, het Dies irae als contrapunt.
Deze symfonie behoort tot de beste werken uit Rachmaninovs Indian Summer.
Jansons herhaalt hier het succes dat hij eerder had met de tweede symfonie; door zijn aandacht voor details wint het werk aan zeggingskracht. De symfonie is gekoppeld aan een virtuoos-gevoelige weergave van de Symfonische dansen, Rachmaninovs laatste orkestwerk uit 1940.
Ook Neeme Järvi houdt de extroverte en overpeinzende elementen van het werk goed in evenwicht. Hij is openhartig, maar niet sentimenteel en toont beheersing zonder de vrije vlucht van de muziek in de weg te staan. Hij biedt de twee minder bekende Intermezzi als extra.
Naast dit tweetal realisaties moet ook worden herinnerd aan Vladimir Ashkenazy die de drie symfonieën in meesterlijke uitvoeringen door het Concertgebouworkest combineerde (Decca 448.116-2 (2 cd’s).