Rachmaninov: Études-tableaux op. 33 nr. 1-3 en 5-9; Scriabin: Poèmes op. 32 nr. 1 en 2; Études op. 8 nr. 11 en 12; Prokofiev: Visions fugitives op. 22 nr. 1-20. J.S. Bach/Rachmaninov: Prelude uit Partita voor soloviool nr. 3 BWV 1006; Tchaikovsky: Wiegelied op. 16/1; J.S. Bach/Siloti: Prelude BWV 855a. Marietta Petkova (71’17”). 2012
Rachmaninov was een even complexe en tegenstrijdige romanticus als Chopin voor hem. “Mijn visie is een product van mijn temperament en dus schrijf ik Russische muziek. Ik heb er nooit naar gestreefd om Russische muziek te schrijven, noch wat voor soort andere muziek dan ook.”
Hij was even terughoudend om de titel van de Études tableaux toe te lichten. Ze suggereren beelden, schilderijen in klank, mogelijk net als Moesorgsky’s Schilderijententoonstelling. We weten dat het om beelden gaat, maar Rachmaninov gaf als enige commentaar: “Ik geloof er niet in wanneer een kunstenaar teveel over zijn beelden zegt. Laat iedereen maar voor zichzelf schilderen wat ze het meest voorstellen.”
Net als bij Chopin’s Ballades, Études en Préludes gaan de Études tableaux uit van een motief of een technische uitdaging als uitgangspunt en weven daar een poëtisch geheel omheen. Bijtend, gespannen, visionair in hun eindeloze chromatiek, lumineus eenvoudig of spectraal ontroerend: hoe dan ook worden ze gekenmerkt door een nieuw soort bondigheid en een nieuw, virtuoos niveau van de pianistiek.
De eerste reeks werd meteen na de 32 Préludes op. 32 geschreven: splinters van het creatieve hakblok waarop de componist net de Symfonie nr. 2 en Dodeneiland tot stand had gebracht.
De beide Poèmes van Scriabin uit 1903 vormen een mooi contrasterend koppel maar belangrijker door zijn hele scheppende leven heen waren zijn Études die zowel als experimenteermiddel als voor privé genoegen dienden. Ze ontwikkelen zich van een vroege vrolijke onschuld tot werken die slechts schijnen te bestaan uit een spectrale samenvoeging van ritme en timbre. Het twaalftal uit op. 8 is heel geliefd bij virtuozen.
De twintig miniatuurtjes die samen Visions fugitives (1915-1917) vormen zijn momentopnamen van Prokofievs eigenaardige persoonlijke stemmingen. Zoals de meeste miniaturen heten ze toegankelijk te zijn en vormen ze een aardig visitekaartje van de rondreizende pianovirtuoos, intieme bekentenissen, splinters van grotere experimenten. In de titel wordt een gedicht van Konstantin Balmont geciteerd: “Ik ken geen wijsheid” met de woorden ‘In iedere vluchtige blik zie ik hele werelden. Ze veranderen eindeloos, flitsend in speelse regenboog kleuren’.
De Visions fugitives kunnen tot Prokofievs populairste pianowerken worden gerekend. Soms zijn ze grotesk, soms ook bezwerend en mystiek, een enkele keer simpelweg poëtisch of juist assertief agressief en meestal wordt het aan de luisteraar overgelaten om een eigen mening te vormen. De componist zelf lichtte alleen een tipje van de sluier op met de vingerwijzing dat nr. 19 de opwinding van de massa tijdens de februari revolutie weergeeft.
Niet toevallig staat Russische muziek in dit recital centraal; de beide mooie Bachbewerkingen tot slot dienen om daarvan af te kicken in baroksfeer. In tegenstelling tot bij gangbare recitals met overheersend enige grootschalige werken, is dit programma opgebouwd uit 35 korte stukken. Het langste duurt 4’40, het kortste 0’22”. In ruim een uur wisselen felle, sardonische momenten en lyrisch verdroomde
rustpunten elkaar af. Het pianospel van Marietta Petkova bezit hier een doorgaans lichte toets en een schijnbaar moeiteloze frisheid. Het is alsof telkens andere mooie goudvissen voorbij schieten in een helder aquarium.
De opnamen werden in februari 2012 deels in de Rotterdamse Doelen, deels in de Schouwburg Almere gemaakt. Wie dat niet weet, zal moeite hebben om de horen waar de wissels zijn gemaakt.