Rameau: Castor et Pollux. Howard Crook (t), Jerôme Corréas (b), Agnès Mellon (s), Véronique Gens (s), René Schirrer (bs), Andrine Piau (s), Mark Padfmore (ct) en Les arts florissants o.l.v. William Christie. Harmonia Mundi HMC 90.1435/7 (3 cd’s, 2u. 49’30”). 1992
Rameau’s opera’s voldoen aan het algemene patroon van de tragédies lyriques van Lully: ze bevatten vijf aktes, voorafgegaan door een ouverture en een didactische proloog. In elke akteis een uitgebreid divertissement waarin wordt gedanst en/of waarin spectaculaire dramatische effecten aan bod komen.
De muzikale verschillen zijn echter dermate groot, dat het publiek voor de keuze werd gesteld: het behoorde hetzij tot de Lullistes of tot de Rameauistes. Een ding staat vast: de orkestraties van Rameau zijn veel verbeeldingsvoller, mede omdat hij nieuwe instrumentcombinaties gebruikt om specifieke effecten te bereiken, zoals de stormscène en het daarna zonnige tafereel in de vijfde akte van Castor et Pollux.
Voor zijn fraaie klankschilderingen werd Rameau destijds dan ook zeer geroemd.
Castor et Pollux kan worden gezien als Rameau’s meesterwerk op operagebied., maar de ontvangst van het werk in 1737 was allerminst vriendelijk zodat de componist het werk in 1754 herzag en vooral coupures aanbracht.
Het libretto is gebaseerd op het klassieke verhaal van twee halfbroers, de ene op het punt te sterven, (tenor), de andere de zoon van Jupiter, Pollux (bariton). Wanneer Castor sterft treedt Pollux daartegen op bij zijn vader die Castor inderdaad weer tot leven wekt, maar alleen op voorwaarde dat Pollux zijn plaats in de hades inneemt.
Het betreft dus een simpel verhaal over broederliefde, maar het wordt wel gecompliceerd omdat Pollux verliefd wordt op de verloofde van Castor, Telaira, maar niet houdt van de vrouw die hem bemint, Phoebe.
Rameau omkleedt het verhaal met bijzonder rijke en gevarieerde muziek; hij plaatst daarbij dikwijls zeer contrasterende momenten tegenover elkaar, zoals wanneer Telairas smeltend tere klacht na Castors dood in de eerste akte (‘Tristes apprêts, pâles flambeaux’) onmiddellijk wordt gevolgd door oorlogachtige muziek die de komst van Pollux aankondigt.
Christie koos voor de eerste versie en het enige nadeel van zijn interpretatie is dat beide broers haast te goed zijn om waar te wezen. Howard Crook is een wat waterige Castor. Daar staat tegenover dat de vrouwelijke rollen ideaal zijn bezet. Vooral Agnès Mellon blinkt uit in de moeilijke rol van Telaria. Christie zorgt voor een prachtig sfeervolle begeleiding met name in de ouverture en de hades scènes in de derde akte.
Het alternatief is Farncombe (Erato 4509-95311-2) met o.a. Peter Jeffes en Philippe Huttenlocher.