CD Recensies

REGER: SYMFONISCHE GEDICHTEN NAAR A. BÖCKLIN, VIER; HILLER-, MOZARTVARIATIES E.A.

Reger: Vier symfonische gedichten naar A. Böcklin op. 128; Hillervariaties op. 100. Concertgebouworkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8794 (66’50”). 1987

 

Reger: Variaties en fuga op een thema van Mozart op. 132; Hillervariaties op. 100. Nieuw Zeeland symfonie orkest o.l.v. Franz-Paul Decker. Naxos 8.553079 (72’). 1994

 

Reger: Variaties en fuga op een thema van Mozart op. 132; Romantische suite naar Eichendorff op. 125. Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. resp. Esa-Pekka Salonen en Lothar Zagrosek. Am@do CD 25 (63’14”). 2005

 

Regers beste muziek is te vinden in de Vier symfonische gedichten naar Arnold Böcklin (1913). Het zijn fraai geconstrueerde stukken waarin de componist rijkelijk ver gaat bij het verraden van zijn eigen principes. De invloed van de duidelijk on-klassieke Debussy wordt meteen duidelijk in de harmoniek en de stijl van Richard Strauss, ook zo’n bête noire, is goed te speuren in de melodiek.

Bovendien gaat het hier deels, maar niet wat betreft de variatiewerken en de suite, om illustratieve muziek en Reger preekte altijd de suprematie van de ‘absolute muziek’, muziek die niet afhankelijk is van invloeden van buiten.

Bij de symfonische gedichten naar Böcklin gaat het om symbolistische schilderijen van de Zwitser Arnold Böcklin uit rond 1880 die in het Kunstmuseum in Bazel te bezichtigen zijn. Böcklin beeldde vaak door mythische figuren bevolkte romantische landschappen af.

Regers interpretatie van die beelden is heel krachtig evocatief: in het eerste deel wordt een heremiet getoond die met zijn viool een van verlangen en zoete wanhoop vervulde melodie speelt (met een modale harmonie die herinnert aan de ongeveer in dezelfde tijd ontstane Tallis fantasy van Vaughan Williams), maar het mooist van al is Regers prachtige visioen uit het derde deel, Het Dodeneiland, dat ook door Rachmaninov werd bewonderd en in een zelfstandig symfonisch gedicht werd vertaald.

De drukkende stilte van dit tafereel ontlokt Reger een ware vloed aan romantische klanken en het verstilde einde behoort tot het mooiste dat Reger schreef. 

Het tweede deel klinkt relatiever speelser en is aan het Spel der golven gewijd. Het vierde en laatste deeltje, een tumultueus Bacchanaal behoort tot de vrolijker stukken van de componist.

Ook heel genietbaar op een minder emotionele en eerder verstandelijke wijze zijn de variatiereeksen die Reger schreef op thema’s van Hiller, Mozart en Beethoven. De Mozartvariaties zijn heel melodieus en werden daardoor vrij populair; de Hillervariaties zijn heel inventief en in muziektechnisch opzicht een grote prestatie; de orkestratie is groots, maar geen moment overdreven. 

In deze drie werken heerst een gevoel dan Brahms’ Haydnvariaties nog eens als licht zijn gebroken via een laatromantisch proces. Pas in de slotfuga’s is te horen dat een zeker academisme ook duidelijk in het spel is.

Van de vier Böcklin stukken bestaat nog steeds geen mooiere uitvoering (en betere opname) dan die van het Concertgebouworkest onder Järvi sr. Prachtig, briljant orkestspel, ook in de avontuurlijke weergave van de Hillervariaties.

Ook de combinatie van de Mozart- en Hillervariaties uit Nieuw Zeeland is mooi geslaagd, al gaf Colin Davis van de Mozartvariaties met het symfonie orkest van de Beierse omroep een nog betere verklanking. Het zal alleen niet zo makkelijk zijn om nog aan die uitgave (Philips 422.347-2) te komen.

Ook de opname van het Zuidduitse omroeporkest is een mooi alternatief.