Ruders: Zonnetrilogie. Odense symfonie orkest o.l.v. Michael Schønwandt. DaCapo 8.224054 (66’10”). 1996
Hoewel de drie delen van deze trilogie als zelfstandige stukken zijn gedacht, heeft deze trilogie meer effect wanneer hij in zijn geheel wordt beluisterd. De omschrijvingen die de componist van de delen geeft, suggereert meteen hun klankwereld. Gong, het eerste deel heeft de titel ‘Bonzend-Dansend-Pulserend-Slaand-Verblindend’, waarna het bij Zenith beperkt blijft tot ‘Zonsopgang’ en voor de rusteloze Corona ‘Sissend, Doordringend, Sissend – Majestueus’
Deze omschrijvingen moeten de luisteraar voorbereiden op een hevige auditieve aanval maar Ruders’ enorme orkest beukt u niet eenvoudig tot overgave: veel van deze muziek gaat tot de grenzen van hoorbaarheid en men krijgt geen moment het gevoel dat hij alleen maar bezig is om de tijd te vullen met geluidsvolume.
Zijn zonnelandschap kolkt van rusteloze energie als de gebeurtenissen alle richtingen uitvliegen. Gong bezit passages die iets van symfonisch minimalisme hebben met slagwerk dat van onderop druk uitoefent om herhaalde erupties te veroorzaken van de rest van het orkest.
In Zenith vermindert het tumult en beweegt alles trager – laag koper en hoge strijkers genereren een etherische teerheid die tot slot expandeert tot een machtige, bijna mechanische climax.
Die sterft ook omineus weg om de weg voor Corona voor te bereiden: een nadrukkelijk en bijna sinister, snel deel dat pas tot zwijgen komt nadat een oplossing van ouderwetse Mahleriaanse pracht naar voren komt.
Michael Schønwandt maakt duidelijk dat men deze compositie inderdaad het beste als geheel kan ondergaan. Hij doet dast bovendien op een manier die met een bewonderenswaardige orkestdiscipline het kleinste detail aandacht schenkt. De opname laat gelukkig ook de verste perspectieven hun plaats en richting geven.