Rachmaninov: Cellosonate in g op. 19; Shostakovitch: Cellosonate in d op. 40. Mayke Rademakers en Matthijs Verschoor. QuintOne Q 12002 (67’18”). 2012
Wat een genoegen kan het zijn om achter elkaar naar bijna zeventig minuten Russische muziek te luisteren wanneer deze met een volledig technisch aplomb en een volkomen idiomatisch begrip wordt opgediend zoals hier. Voor het partnerschap van Rademakers en Verschoor past de grootste lof.
Beide musici tonen eendrachtig aan dat de volbloedige Cellosonate van Rachmaninov het volle pond kan krijgen zonder dat het werk op een pianoconcert met cellobegeleiding gaat lijken. Het werk heeft van nature een nogal onevenwichtig karakter want de inventie van de componist concentreerde zich wel heel erg op de pianopartij. Dat vergt een pianist die de hierbij horende vlucht welke de fantasie neemt met veel gevoel en bravoure wil volgen en maakt het schijnbaar eenvoudig voor de cellist om alle aandacht te schenken aan de prachtige melodieën.
Maar hier toont Rademakers zich een zelfbewuste soliste die met veel karakter haar eigen rol belangrijker maakt. Ze beschikt over een fraaie, warme toon en hanteert een subtiel rubato dat elke frase karakter geeft. Verschoor gaat zich niet te buiten aan wilde uitbarstingen, speelt ook niet te luid zodat dit tweetal echte partners hun blijkbaar natuurlijke affiniteit met het werk mooi tot gelding kunnen brengen. Gebrek aan drama en melancholie is er allerminst.
Een haast hysterische overdrijving van de impliciete betekenis is bij de Cellosonate van Shostakovitch niet nodig om toch heel communicatief te zijn blijkt hier. De vertolking is vitaal, vervuld van de nodige panache en intelligent. In de finale worden blijken van humor niet nodeloos beklemtoond. De bittere melancholie elders komt wel mooi ook naar voren.
Aan finesse mankeert het evenmin. Zo wordt het karakter raak getroffen.
Het is dapper om zich als jong Nederlands duo te meten met eerdere groten die deze werken vastlegden zoals: Mørk/Thibaudet (Virgin 545.119-2), Chaushian/Sudbin (BIS SACD 1858), Harrell/Ashkenazy (Decca 473.807-2), Grebanier/Guggenheim (Naxos 8.550987), Tortelier/Ciccolini (EMI 574.333-2), Ivashkin/Hayroudinoff (Chandos CHAN 10095) wat Rachmaninov betreft en wat Shostakovitch aangaat voorop natuurlijk Rostropovitch/Shostakovitch (EMI 572.016-2) en verder Isserlis/Mustonen (RCA 09026-68437-2), Wispelwey/Lazic (Channel Classics CCS SA 20003) en Mørk/Vogt (Virgin 545.274). En zich in dat gezelschap keurig, overtuigend staande te houden.
Aan een verlangen naar meer in die Russische sfeer is onvermijdelijk: mogelijk hadden de onvoltooide sonate van Borodin en Rachmaninovs Vocalise ook nog op dit fijne schijfje gepast.