Rachmaninov: Pianotrio’s nr. 1 in g en 2 in d op. 9 Trio’s élégiaques; Vocalise op. 34/14; Dromen op. 38/5. Vladimir Ashkenazy (p), Zsolt-Timahér Visontay (v) en Mats Lidström (vc). Decca 478.5346 (69’16”). 2013
Met deze cd voltooit Vladimir Ashkenazy eindelijk zijn integrale opnamen van alle werken van Rachmaninov waaraan logischerwjze een piano te pas komt. Het ééndelige Eerste ‘elegische trio’ ontstond in 1892 en zoals de titel nog eens extra onderstreept, is het heel elegisch, Slavisch melancholiek van inslag. Maar er zijn ook feller, vuriger momenten en dat onderscheidt het werk onder meer van Tchaikovsky’s zelfde genoemde pianotrio.
In het Tweede pianotrio (1893, herzien in 1907 en 1917) is de schaduw van Tchaikovsky nog hoorbaar. Zoals Tchaikovsky ooit een trio had geschreven ter herinnering aan Anton Rubinstein, droeg Rachmaninov dit trio op aan de ‘herinnering van een groot kunstenaar’ en citeert zelfs uit zijn eigen orkestfantasie De rots op. 7 uit 1893, in het variatiedeel een werk dat de oudere componist ten doop had gehouden. Curieus genoeg wilde Rachmaninov aanvankelijk dat de aankondiging van het eerste thema op een harmonium moest worden gespeeld, maar kwam daar later (gelukkig) op terug. Hier overheerst voortdurend de lyriek.
De kenmerkende gevoelsmatige eb en vloed werking die de componist graag schept is goed begrepen door Ashkenazy c.s, die twee arrangementen aan het trioprogramma – waarvan natuurlijk de Vocalise in allerlei gedaanten het bekendst is - toevoegen.
Dat de piano in deze werken vaak de hoofdrol speelt, is niet zo verwonderlijk. Uitvoeringen hier zijn naar verwachting heel idiomatisch en verzorgd, de opname klinkt biljant.
Opnamen van de trio’s samen kenden we o.m. van het Copenhagen trio (Kontrapunkt 32187) en het Moskou’s Pianotrio (Hyperion CDA 67178), maar er is aanleiding genoeg om voorkeur te verlenen aan de nieuwkomer.