CD Recensies

BRITTEN: CURLEW RIVER

Britten: Curlew river op. 71. Peter Pears, John Shirley-Quirk, Harold Blackburn, Bryan Drake, Bruce Webb met de English Opera Group o.l.v. Benjamin Britten. Decca 421.858,-2 (79’07”). 1965

 

Tijdens zijn reis door Oost-Azië in 1955/6 deed Britten een hele reeks culturele prikkels op die van grote invloed zouden worden op de rest van zijn artistieke leven. Ze waren onder meer de aanleiding voor een reeks van zijn ‘kerkparabels’ waarvan Curlew River uit 1964 de eerste was. In dit werk worden technieken van het Japanse Nô-theater met Gagaku hofmuziek gecombineerd.

Het verhaal begint met een strijdlustige veerman, een optimistische reiziger en een intense, krankzinnige vrouw. Diverse mensen zijn op pelgrimstocht naar de overkant van de rivier om een altaar te bezoeken van een jongen die precies een jaar geleden stierf. Hij was door een buitenlander tot slaaf gemaakt en gedwongen eeuwig te reizen totdat hij van uitputting stierf. De krankzinnige vrouw vertelt dit aan haar dode zoon en rouwt met intense pijn om zijn verlies. Wanneer ze bij het graf bidt, verschijnt hij in een visioen.

Brittens librettist, William Plomer, bedacht een reeks kaders

Van waaruit het drama kon worden gezien en situeerde de handeling in middeleeuws Engeland bij de ‘Fenland river’. Het hele verhaal wordt verteld door monniken die onder het zingen van het gregoriaanse gezang ‘Te lucis ante terminum’ in processie opkomen.

De introspectieve vormgeving van dit muzikale begin bevat het materiaal voor alles wat volgt, inclusief de inleidende preek van de abt en de voor verdere aankleding dienende muziek. Voor die begeleiding zorgt een groep van slechts zeven instrumentalisten, musicerend in een sobere muziektaal die kenmerkend is voor de Japanse herkomst.

De door Britten zelf geleide uitvoering is zo intiem dat het wel lijkt of de luisteraar in de kerk zit, de monniken hoort opkomen en zo het verhaal met hen meebeleeft. Peter Pears is een opmerkelijk ontroerend in de moeilijke rol van krankzinnige vrouw en wordt uitstekend ondersteund door de andere zangers en musici.

Vergeleken daarmee blijven de opnamen van Marriner (Philips 454.469-2) en Angus (Schwann 3-1397-2) wat achter. 

Wie wil voortborduren op Brittens parabelwereld zou ook The prodigal son kunnen proberen met eveneens Pears en Britten (Decca 425.713-2).