Bruckner: Symfonie nr. 00 Studiesymfonie WAB 99. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 686 (41’59”). 2014
Bruckner: Symfonie nr. 0 in d Nullte WAB 100. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 685 (49’). 2012
Bruckner: Symfonie nr. 1 in c WAB 101. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 633 (49’08”). 2010
Bruckner: Symfonie nr. 2 WAB 102, versie Carrigan. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 614 (71’22”). 2006
Bruckner: Symfonie nr. 3 in d Urfassung WAB 103. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 624 (68’38”). 2006
Bruckner: Symfonie nr. 4 in Es Urfassung WAB 104. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 629 (70’01”). 2007
Bruckner: Symfonie nr. 5 in Bes WAB 105. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 689 (73’23”). 2015
Bruckner: Symfonie nr. 6 in A WAB 106. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 687 (54’37”). 2014
Bruckner: Symfonie nr. 7 in E WAB 107. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 688 (66’32”). 2014
Bruckner: Symfonie nr. 8 in c Urfassung WAB 108. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 638 (2 cd’s, 1u. 22’41”). 2008
Bruckner: Symfonie nr. 9 ed. Cohrs WAB 109. Hamburgs filharmonisch orkest o.l.v. Simone Young. Oehms OC 693 (59’01”). 2014
Vrijwel parallel met de verschijning van de in eveneens over een periode van ettelijke jaren verspreide opnamen van de Bruckneropnamen van Jaap van Zweden verscheen deze direct vergelijkbare reeks van Simone Young uit Hamburg. Meest in het oog springende verschil: zij besteedde ook terecht aandacht aan de nummer 00 en 0 en ging consequenter terug tot de Urfassungen en de kritische uitgaven. Gemeen hebben beide versies dan weer dat ze in SACD vorm zijn vastgelegd voor wie daar grote waarde aan hecht. Bij Young gaat het wel om ‘live’ opnamen met alle extra motivatie en risico’s die dat met zich kan meebrengen.
Wat aantekeningen in detail. In de vrij onbekende symfonieën 0 en 00 weet de dirigente evenzeer zo niet een fractie beter te overtuigen als bijvoorbeeld Ashkenazy (Ondine ODE 920-2) in 00 en Chailly (Decca 421.593-2) in 0.
Vanaf nr. 1 wordt natuurlijk de concurrentie groter. Maar Young toont groot inzicht en begrip voor Bruckners massieve klankgebouwen, weet de muziek natuurlijk te laten ademen en weet te zorgen voor een goed klankevenwicht waarin het koper niet te zeer domineert. De klank wordt nooit te massief, te vet gedoseerd.
De orkestklank is warm en naar Brucknerbegrippen duidelijk. Het is goed opnieuw te kunnen vaststellen dat de componist met de versie uit 1874 van de vierde symfonie eigenlijk in idiomatisch opzicht het beste is gediend. Ook nr. 5 en 6 klinken heel congeniaal. In nr. 7 komen vooral de lyrische aspecten mooi uit en de begindelen bezitten een prachtige structuur. Het lange concept van nr. 8 toont een goede cohesie met mooi geplaatste pieken en dalen en in nr. 9, die eerder naar een under- dan een overstatement klinkt, is gelukkig gebruik gemaakt van de meest recente kritische uitgave (1894) van Benjamin-Gunnar Cohrs.
Al met al st ontstond een zorgvuldige, gedegen cyclus met als voordeel dat de opnamen afzonderlijk verkrijgbaar zijn. Wie vergelijkend het naadje van de kous wil weten, kan voor het project als geheel plus of minus de Studie- en Nulde symfonie het beste vergelijken met de uitgaven van Haitink (Philips 475.6740, 9 cd’s), Tintner (Naxos 8.501101 (11 cd’s) Karajan (DG (477.7580, 9 cd’s) of Barenboim (Warner 2564-61891-2, 9 cd’s).