CD Recensies

BRAHMS: PIANOTRIO'S NR. 1-3, TETZLAFF

Brahms: Pianotrio’s nr. 1 in B op. 8, 2 in C op. 87 en 3 in c op. 101. Christian Tetzlaff (v), Tanja Tetzlaff (vc), Lars Vogt (p). Ondine ODE 1271 2D (2 cd’s, 1u. 23’05”). 2014

 

Niet zelden verschijnt kort na het samenstellen van een Vergelijkende Discografie een nieuwe opname van de betreffende werken die haast tot een aanvulling noopt, zeker wanneer het zo’n mooie is als deze.

Het pianotrio nr. 1 was het eerste grote werk dat Brahms voltooide na Schumanns mentale inzinking en zelfmoordpoging. Dat was in 1854, maar aangezien het nog ‘fouten’ in de inhoud en de structuur bevatte, bleef hij er lange tijd aan schaven. In 1891 gaf hij een nogal ingrijpend gewijzigde versie van op. 8 uit, waarmee het werk van een ietwat gemankeerde compositie in een meesterwerk was veranderd.

De oorspronkelijke vorm bevatte een aantal half-citaten en toespelingen die lijken te verwijzen naar Brahms’ eigen emoties, gevangen tussen bewondering voor zijn gekwelde collega en een groeiende liefde voor Schumanns echtgenote Clara. Die gevoelens zijn het duidelijkst hoorbaar in het eerste deel en de finale die hij herschreef. Het langzame deel en het scherzo eisten minder herziening, maar het eindresultaat kan haast beter worden beschouwd als Brahms’ laatste dan als zijn eerste pianotrio.

Tetzlaff c.s. gebruikt zoals meestal de late, herziene uitgave van trio nr. 1. Gezien hun Duitse herkomst en training lijkt dit drietal instinctief de juiste stilistische weg naar de geest van Brahms te hebben gevonden. Maar de muziek is niet zwaar aangezet zoals bijvoorbeeld uit het vrij luchtig voorgedragen scherzo uit het tweede trio blijkt. De vertolkingen zijn doelgericht, bezitten voldoende nadruk en spanning in de juist afgepaste doses. Het resultaat klinkt natuurlijk en heel stijlvol, mee dankzij de keurige vastlegging. In nadere vergelijking met het Beaux Arts- en het Capuçon c.s. trio lijkt dit momenteel de meest representatieve versie.