Bach, J.S.: Weihnachtsoratorium BWV 248. Rachel Harnisch (s), Anke Vondung (ms), Maximilian Schmitt (t), Christian M. Immler (bs) met het koor van de Beierse omroep en de Akademie für alte Musik o.l.v. Peter Dijkstra. Klinkende toelichting door Wieland Schmid met muziekvoorbeelden door Christian Brückner e.a.
BR 90090-2 (4 cd’s, 4u. 19’12”; BR 90050-2, 2 dvd’s). 2010
De periode vanaf midden jaren 1730 tot 1740 was voor Bach een tijd van consolidatie in Leipzig. Hij had diverse cycli van cantates voltooid, evenals veel kerkelijk en seculier werk. In de zes cantates die samen het Weihnachtsoratorium vormen geeft hij blijk van zijn aandacht voor het nageslacht.Bach componeerde nieuwe recitatieven en koralen en stal bestaande aria’s en koren uit recente wereldse cantates, waarbij hij uiterst kundig nieuwe woorden op oude muziek paste. Hier toont hij mooi aan dat hij alle muzikale stijlen uit zijn tijd beheerste, van Italiaanse weelderigheid en Franse pastorale sereniteit tot een Lutherse afsluiting die met een verwijzing naar de passiekoralen herinnert aan Christus’ gang naar het kruis.
Oudere vertolkers lukte het vaak niet om de verhaallijn gedurende het hele werk door vast te houden, mogelijk vanwege de muzikale diversiteit. Op de meeste opnamen van de afgelopen vijfendertig jaar zijn in de begeleiding kleinere koren en oude instrumenten gebruikt. Het lijdt geen twijfel dat de barokke blaasinstrumenten in de tussenliggende tijd zijn verbeterd en beter worden bespeeld of dat de grote dirigenten hun musici tot scherpere resultaten hebben gebracht. Maar wat is het Kerstverhaal zonder zijn rustieke eenvoud? Waar zou Kerstmis zijn zonder kinderen en waar zou Bachs muziek zijn zonder het geheel door mannen bezette koor waarvoor hij schreef?
Aan al deze historische voorwaarden en uitgangspunten voldoet deze nieuwe opname misschien niet helemaal, maar met het geweldige Münchense omroepkoor en de indrukwekkende Akademie für alte Musik uit Berlijn heeft Peter Dijkstra een bron van permanent genoegen in handen. Van de trilingen van knapperende pauken in het beginrefrein door het hele verdere werk heen en met het ontroerende slaaplied ‘Schlafe, mein Liebster’ uit de tweede cantate als een hoogtepunt.
Op twee extra cd’s wordt – uiteraard in het Duits – een vrij diepgaande, best nuttige toelichting met muziekvoorbeelden gegeven. Jammer hooguit dat men voor exportdoeleinden deze uitgave niet gewoon ook beperkte tot 2 cd’s, maar daar staat tegenover dat van deze ‘live’ uitvoering uit de bekende Münchense Herkulessaal bestaat ook meteen een dvd versie.
Zeker is dat Dijkstra zich met deze realisatie dicht naast, maar niet boven de beste andere vertolkingen van Harnoncourt (Duitse Harmonia Mundi 88697-33321-2), Gardiner (Archiv 477.8735), Suzuki (BIS CD 941/2), Koopman (Erato 0630-14635-2) en Herreweghe (Virgin 790.781-2, 759.530-2) plaatst.