CD Recensies

BRAHMS: DEUTSCHES REQUIEM, EIN, JANSONS, NIQUET

Brahms: Ein deutsches Requiem op. 45. Lore Binon (s), Tassis Christoyannis (b) met het Vlaams omroepkoor en het ussels filharmonisch orkest o.l.v. Hervé Niquet. Evil Penguin EPRC 0019 (50’58”). 2015

 

Brahms: Ein deutsches Requiem op. 45. Genia Kühmeier (s), Gerald Finley (b) met het Groot Omroepkoor en het Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live RCO 15003 (67’30”). 2012

 

Brahms’ Duitse Requiem – waarover hij opmerkte dat ‘Duits’ uitstekend zou kunnen worden vervangen door ‘menselijk’ in een brief aan Karl Reintaler, de eerste dirigent van het werk - geldt als zijn grootste werk. Het zou hem uiteindelijk grote internationale faam bezorgen. Dit Requiem is niet zoals gewoonlijk op op een Latijnse mis gebaseerd, maar op een zorgvuldig gekozen selectie van teksten uit de Lutherse bijbel die meer gericht zijn op troost voor de nabestaanden dan op de onsterflijkheid van de overledenen. Het requiem refereert ook aan de traditie van de Duitse sacrale muziek, van Schütz tot J.S. Bach en betekende het begin van een trend richting ‘persoonlijker’ requiems uit liturgische- en niet-liturgische bronnen.

Ondanks de grootsheid van de fuga’s en de droefgeestige begrafenismars is Ein deutsches Requiem een intiem werk, met name in de verheven walsmuziek van het vierde deel en de indringende sopraansolo in het vijfde. Deze solo werd pas na de première van het stuk toegevoegd en versterkt het idee dat Brahms dit had gecomponeerd in reactie op het overlijden van zijn moeder, met wie hij een hechte band had.

De paradoxale aard van intimiteit op grote schaal vormt het hart van de meste muziek van Brahms. Zijn kennis van de geschriften was groot. De tekst is godsgericht, maar nergens expliciet christelijk en Brahms legde het verzoek om om dit ‘gemis’ te corrigeren naast zich neer. De aantrekkelijkheid van het werk is er alleen maar groter door geworden; dit universele karakter horen we slechts in weinig andere composities van gelijke omvang terug.

De twee nieuwe opnamen vormen onderling een sterk contrast.

Eerbied, plechtigheid, ingetogenheid zijn nogal vreemd aan de Belgische inbreng van Niquet. Anders was eigenlijk ook niet te verwachten van deze dirigent die geneigd lijkt om het requiem in de opéra-manqué sfeer te trekken. Bekijk het verschil in uitvoeringsduur tussen beide versies en het zal ook duidelijk zijn, dat Niquet gejaagd door de muziek gaat. Dat is even wennen. Wat de orkestbezetting betreft valt de dirigent enigszins tussen twee stoelen. Normaal een voorman op het gebied van historische instrumenten, speelt het Brussels filharmonisch afgezien van wat historisatie bij het koper op moderne instrumenten. Wel is het koor klein, op kamerkoor sterkte. Het verricht hier haast het meeste moois.

Het zesde deel, ‘Denn wir haben hie keine bleibende Statt’ is relatief het mooist gelukt.

Om te bepalen in hoeverre men vrede kan hebben met deze benadering zijn het vijfde deel ‘Ihr habt nun Traurigkeit‘ met die prachtige sopraansolo en het zevende deel ’Selig sind die Toten, die in dem Herrn sterben’ bepalend. Hier blijken die moordende tempi fataal. Geen van beide solisten is groots genoeg om te overtuigen, de opname klinkt nogal uit de verte waardoor veel van de essentie van de muziek verloren gaat.

Wie werkelijk troost verwacht, kan gelukkig heel goed bij Jansons terecht. De dirigent revancheert zich in Amsterdam van zijn een jaar of vier eerder met het ensemble van de Beierse omroep gemaakte opname (BR 900140) gemaakte, erg grauwe en sombere verklanking. Deze is opgedragen aan de nagedachtenis van Kurt Sanderling. Hier horen we de bedoelde troost oprecht en goed gedoseerd. De uitvoering is heel goed geïntegreerd en zwakke passages ontbreken. Het orkest geeft het beste wat het in huis heeft, we horen heel mooie instrumentale soli en zowel Genia Kühlmeier (hier expressiever dan bij Harnoncourt (RCA 88697-72066-2) zowel als Gerald Finley leveren een fraaie inbreng, het Omroepkoor is geweldig en de opname heeft een aangename, typische, warme Concertgebouw ambiance terwijl toch heel wat detail duidelijk hoorbaar is. 

Bij de tal van bestaande opnamen die aan de orde komen in een gauw te actualiseren Vergelijkende Discografie neemt deze een vooraanstaande plaats in. Niquet wordt slechts met veel voorbehoud gememoreerd.