CD Recensies

BACH, J.S.: MIS IN b, GARDINER II

Bach, J.S.: Mis in b BWV 232. Hannah Morrison (s), Esther Brazil (s) Meg Bragle (a), Kate Symonds (a) Peter Davoren (t), Nick Pritchard (t) Alex Ashworth (bs) en David Shipley (bs) met het Nonteverdikoor en de English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Soli Deo Gloria SDG 722 (2 cd’s, 1u. 45’56”). 2015

 

De eerste twee delen van Bachs Hohe Messe (Kyrie en Gloria) vertegenwoordigen een van de meest sensationele sollicitaties uit de muziekgeschiedenis: Bach stuurde ze in 1733 mee met een verzoek om een koninklijke titel aan de keurvorst van Saksen.

Die twee delen vormden wat bekend staat als de lutherse mis. De overige delen – Credo, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei – waren een latere compilatie, hoofdzakelijk bewerkingen van bestaande delen uit cantates – onder meer Der Himmel lacht BWV 31 - die Bach aan het eind van zijn leven schreef. Er is verder ook niets wat erop wijst dat het werk in zijn geheel ooit tijdens Bachs leven is uitgevoerd.

Tegenwoordig wordt deze Hohe Messe beschouwd als een der hoogtepunten uit het totale koorrepertoire. De emotionele en technische verscheidenheid is immens, van het intense, erudiete contrapunt in het tweede Kyrie, via uitbarstingen van kosmische vreugde aan het begin van het Gloria en het sanctus tot het intieme en ontroerende Agnus Dei.

Uitvoeringen uit de begintijd van de muziekopnamen klinken nu wat te romantisch gezwollen en vrij grof in de oren. Een voorkeur voor wat slankere, snellere uitvoeringen met een kleinschaliger bezetting kenmerkt veel opnamen sinds Nikolaus Harnoncourts eerste op authentieke instrumenten uit 1968 (Teldec 4509-95517-2).

Andere mooie bijdragen kwamen van Ton Koopman (Erato 4509-98478-2), Frans Brüggen (Philips 426.238-2) en Richard Hickox (Chandos CHAN 0533/4), maar mooist van al was wat John Eliot Gardiner in 1985 liet horen (Archiv 415.514-2). Hij koos een heel effectieve middenweg en mengt soli en koren fraai. De scherpte en eenstemmigheid van het Monteverdikoor en de English Baroque Soloists levert een treffende respons op Gardiners overtuigende aanpak van de levendige ritmiek op.

Dertig jaar later nam hij het werk opnieuw op met de nieuwe Bärenreiter uitgave als startpunt. Een eerste opvallend verschil is, dat nu soli worden gezongen door leden uit het koor in tweevoud per stemtype. Zo horen we in het Christe sopraan en alt (in plaats van een tweede sopraan) net als in Et in unum van het Symbolum met de erg goede Meg Bragle.

Het belangrijkste is echter steeds het koor in een bezetting van 13-9-7-6. De strijkers uit het orkest spelen in een bezetting van 6-6-4-3-2. De trompetten lijken echter van ventielen te zijn voorzien wat voor een eigentijds tintje zorgt.

Wat zo tot stand kwam behoort in ieder geval tot de mooiste realisaties van deze mis.