Bartók: 44 Duo’s voor 2 violen BB. 104. Sarah en Deborah Nemtanu. Decca 478.8959 (48’11”). 2015
Deze vierenveertig duo’s die Bartók in 1931 schreef hebben hun basis in het volkslied materiaal dat hij eerder op de Balkan vergaarde, met name in Hongarije, Slowakije, Roemenië, Transsylvanië, Ruthenië en Oekraïne. Ze zijn bedoeld voor pedagogische doeleinden. Deze volksmuziek derivaten zijn ondergebracht in vier banden en hebben titels als ‘Plaaglied’, ‘Hinkeldans’, ‘Muggendans’ en ‘Roemeens rondedans lied’. Naarmate we vorderen in de reeks stijgt ook de moeilijkheidsgraad.
Gezien hun herkomst hebben de zussen Nemtano die weliswaar in Frankrijk zijn geboren waar hun vader concertmeester van het Nationaal orkest Bordeaux-Acquitaine is en zijzelf inmiddels concertmeester van Franse Nationaal orkest, c.q. het Parijs’ Kamerorkest, dit idioom in hun genen meegekregen; ze zijn er sinds hun jeugd samen vertrouwd mee.. Geen wonder dat ze goed raad weten met deze dans- en liedvormen. Ze veroorloven zich precies de juiste mate aan ritmische en harmonische vrijheden.
Hun mooiste momenten beleven ze in het niet al te vrolijke ‘Bruiloftslied’ (nr. 13), de wonderlijke, gespierde ‘Nieuwjaarsgroet’ (nr. 21) en de ‘Roemeense rondedans’ (nr. 38). Over het geheel genomen is hun muzikale dialoog heel boeiend, nu eens confronterend, dan weer speels.
Natuurlijk hebben ze het fonografische rijk hier niet alleen mee veroverd. Onder meer Gertler/Suk (Supraphon SU 3924-2), Pauk/Sawa (Naxos 8.550868), Kiss/Balogh (Hyperion CDH 55267), Keller/Pilz (ECM 1729), Végh/Lysy (Astrée E 7720), Ehnes/Moretti (Chandos CHAN 10820), Drucker/Setzer (Biddulph LAW 020) en Mordkovitch (Carlton 30366-0004-2) die met zichzelf dueteert, gingen hen voor.
Tot nu toe maakten Keller/Pilz en Pauk/Sawa en de wat meer aardgebonden Végh/Lysy de meeste indruk, maar er is nu best aanleiding om de Roemeensen voorrang te verlenen vanwege de extra dosis interpretatieve herscheppingskracht.
De opname klinkt gelukkig redelijk ruimtelijk en fraai van klank.