Bruch: Vioolconcerten nr.1 in g op. 26 en 2 in d op. 44 en 3 in d op. 58; In memoriam ‘Adagio’ op. 65; Schotse fantasie op. 46; Adagio appassionato op. 57; Romance in a op. 42; Konzertstück in fis op. 84; Serenade op. 75. Salvatore Accardo met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Philips 432.282-2 (3 cd’s, 3u. 34’13”). 1978
Bruch: Vioolconcert nr.1 in g op. 26; Schotse fantasie op. 46. Cho-Liang Lin met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Sony MK 42315 (53’00). 1986
Bruch: Vioolconcert nr.1 in g op. 26; Schotse fantasie op. 46; Vieuxtemps: Vioolconcert nr. 5 in a op. 37 Grétry. Jascha Heifetz met het Nieuwe symfonie orkest Londen o.l.v.Malcolm Sargent. RCA RD 86214, 09026-61745-2 (65’06”). 1962
Bruchs enige werk dat de populariteit van zijn eerste vioolconcert benadert is de Schotse fantasie die hij in Liverpool componeerde voor de briljante Spaanse virtuoos Pablo de Sarasate. Duidelijk geïnspireerd op de boeken van Walter Scott worden in het vierdelige werk een aantal Schotse volksliedjes geciteerd. Behalve voor de vioolsolist is een belangrijke rol weggelegd voor de harp die voor een passende ‘bardische’ sfeer moet zorgen. Het Schotse karakter is verder overigens even (on)duidelijk als in Brigadoon. Maar wie zich met genoegen overgeeft aan kitschige charme in het beslist aardig. Met een zwaarmoedig begin van waaruit de vioolmelodie opduikt en een ietwat mistige ‘days of yore’ sfeer oproept voordat de solist er op los gaat in een hartroerende versie van her lied Auld Robbie Morris. Dan volgen een levendige dans met een doedelzak achtige orkestbegeleiding, een relatief ingehouden langzaam deel en een meeslepende finale met de nodige spectaculaire acrobatiek voor de solist.
Hierboven zijn enige der mooiste opnamen van het werk vermeld. Vergeet daarbij zeker niet de intussen historische versie van Haifetz. Verder blinkt Lin uit in een eigenlijk ideale koppeling met dat fameuze eerste vioolconcert.
En tenslotte is daar als enige Salvatore Accardo die de volledige werken voor viool en orkest van Bruch bewonderenswaardig registreerde. Hij laat bijvoorbeeld mooi horen dat het tweede vioolconcert twee heel mooie lyrische thema’s bevat en het derde ook meteen in het eerste deel. Verder heeft dat werk een innemend adagio en een uitgelaten finale. De wel innemende, maar niet erg substantiële Romance was feitelijk bedoeld als onderdeel van een vierde vioolconcert. Zoals gezegd: Accardo klinkt heel overtuigend met een soort ingehouden passie. Hij is wel nogal prominent opgenomen; de begeleiding is meer dan gedegen, feitelijk best stimulerend.