Bortnyansky: Concerten voor koor nr. 1-9. Russische Staats symfonie kapel o.l.v. Valeri Polyansky. Chados CHAN 9729 (68’50”). 1990
Bortnyansky: Concerten voor koor nr. 10-16. Russische Staats symfonie kapel o.l.v. Valeri Polyansky. Chados CHAN 9783 (62’30”). 1990
Bortnyansky: Concerten voor koor nr. 17-23. Russische Staats symfonie kapel o.l.v. Valeri Polyansky. Chados CHAN 9840 (66’12”). 1990
“Hij was een uitermate goede musicus met een uitstekende technische begaafdheid en wanneer je zijn werken gaat publiceren, hoef je je daarvoor niet te schamen, hoewel je daarmee mogelijk geen grote dienst bewijst aan je uitgeverij“ waren de woorden van uit Tchaikovsky’s nogal halfhartige commentaar toen hij tegen een gering honorarium Bortnyansky’s volledige werken voorbereide voor publicatie. In het Westen was Bortnyansky nooit veel meer waarde dan een alinea in de muziekgeschiedenisboeken en zelfs in Rusland werd hij niet algemeen geapprecieerd. Toch doet een verwaarlozing van zijn werk hem onrecht en hij verloor nooit zijn plek in het repertoire van de kerk.
De Oekraïnse componist Dimtry Stepanovich Bortnyansky (1751-1825) schreef meer dan veertig Koorconcerten plus nog eens tien voor dubbelkoor als belangrijke bijdrage aan het repertoire van de kapel van Catharina de Grote in St. Petersburg bij wijze van naspel bij de liturgie.
Bewust probeerde hij daarbij niet de stijl van de orthodoxe kerkmuziek te imiteren of daarmee te wedijveren, maar streefde hij ernaar om de talenten van het koor te stimuleren en mogelijk misschien ook een bemiddelende rol te spelen tussen kerk en staat, tussen religieuze en seculiere wereld.
We komen titels tegen die tot het gemeengoed van de gezangen uit de Russisch orthodoxe kerk behoren: ‘Zing de Heer een nieuw lied’ (nr. 1), ‘Kom, o mensen’ (nr. 5). ‘Eer aan God in de hoge’ (nr. 6), ‘Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt’ (nr. 9), ‘Kom, laat ons lofzingen, o gij allen’ (nr. 15), ‘Het is goed op de Heer dank te zeggen’ (nr. 18), ‘Hij die verblijft in de hulp van de Allerhoogste’ (nr. 21).
Al luisterend passeren juweeltjes als nr. 19, 20 en 22 vol lyrische kracht en fugatisch vernuft. Opvallend is steeds hoe de muzikale structuur is opgedeeld in diverse stemmingen, soms bijna met het karakter van een operabijdrage.
Deze in drie afleveringen van Chandos aangeboden gedeelten treffen het oor aangenaam en bieden de nodige verscheidenheid. Valery Polyansky leidt passend soepele vertolkingen die heel fraai zijn vastgelegd. Dit koor toont groot begrip voor het materiaal in al zijn manifestaties en reageert op de meest subtiele nuancen.