Bortkiewicz: Pianoconcerten nr. 1 in Bes op. 16 en 2 in f voor de linkerhand op. 28; Fantasie over thema’s van Ryabinin op. 48. Stephen Coombs met het BBS Schots symfonie orkest o.l.v. Jerzy Maksymiuk. Hyperion CDA 66624 (70’40”). 1992
Bortkiewicz: Pianoconcert voor de linkerhand nr. 2 op. 28; Pianoconcert nr. 3 in c op. 32. Stefan Doniga met het Janáček filharmonisch orkest o.l.v. David Porcelijn. Nederlands Muziek Instituut C 1317-2 (58’32”). 2008
De in het Oekrainse Charkov geboren Sergei Bortkiewicz (1877-1952) was van Poolse adellijke afkomst, studeerde o.m. bij Liadov in St. Petersburg en vestigde zich tenslotte na tussenstops in Duitsland in 1922 in Wenen. Via de pianist Hugo van Dalen (1888-1967) die in 1913 zijn pianoconcert nr. 1 ten doop hield in Berlijn er er zelfs een nadere connectie met Nederland waar Wouter Kalkman de informatieve website www.sergeibortkiewicz.com beheert.
Een nadere kennismaking met de componist leert meteen dat we met een laatromantische melodicus te maken hebben die wars van de vernieuwingen die gedurende zijn leven op muziekgebied plaatsvonden creatief bleef hangen in de sfeer van Tchaikovsky, Scriabin, Medtner en Rachmaninov. Dat maakt zijn muziek heel toegankelijk en aantrekkelijk, zeker ook omdat we niet met puur epigonisme te maken hebben maar met een redelijk originele geest.
Dat blijkt meteen uit het eerste pianoconcert. Het tweede werd in 1923 in opdracht van de gehandicapte Paul Wittgenstein geschreven, maar nooit door hem uitgevoerd. Tot vrijgave van diens boedel in 1961 mocht het tweedelige werk zelfs niet worden uitgevoerd door anderen. In dit werk raken we weer sterk in de sfeer van Rachmaninov, het name van diens tweede concert dat in de finale sterk Slavische nationalistische Russische trekken vertoont.
Concert nr. 3 uit 1925 draagt de ondertitel Per aspera ad astra en is op een zelfde fundament gebouwd, maar maakt die hooggestelde opdracht om hindernissen te overwinnen niet met een wezenlijke bijdrage waar: het is meer van hetzelfde met ondertonen van Anton Rubinstein, Liszt en opnieuw Rachmaninov.
Maar dat doet niets af aan de grote kwaliteiten van beide, elkaar gelukkig slechts gedeeltelijk overlappende opnamen. Voor een volledig beeld moet men feitelijk over beide beschikken omdat ze elkaar op hoog uitvoeringsniveau mooi aanvullen.