Bach, J.S.: Vioolsonates nr. 1-6 BWV 1014/9. Leila Schayegh en Jörg Halubek. Glossa GCD 923507 (2 cd’s, 1u. 34’56”). 2015
Nog in 1961, toen de opkomst van de authentieke uitvoeringspraktijk op gang kwam, maakten violist Arthur Grumiaux en klaveciniste Christiane Jaccottet en prachtopname van deze sonates (Philips 426.452-2). Pas veel later, in 2001 volgden Rachel Podger en Trevor Pinnock (Channel Classics CCS 14798) daar de tot nu toe best geslaagde ‘authentieke’ versie aan toe.
Die komt van de Zwitserse barokvioliste Leila Schayegh en de Duitse klavecinist Jörg Halubek.
Eerder maakte de violiste opnamen van werken van Mossi (Pan Classics), Benda (Glossa), Leclair (Pan), C.P.E. Bach (Pan) en Caldara (Glossa) waarvoor ze veel waardering oogstte.
In dit zestal sonates voor viool en obbligato klavecimbel vormt dit nieuwe stel een heel goed paar; het zijn beide ongecompliceerde, blijkbaar instinctieve musici die over een gedegen technische beheersing (o.m. blijkend uit de goede intonatie) beschikken en over veel stijlgevoel. Hun dialogen voldoen aan Harnoncourts ideaal van sprekende muziek. Ook de toon van de viool en het klavecimbel zijn erg fraai. Ze schitteren vooral in de langzame delen en hebben geen moeite met de snelle. Het is wat lastig om details op te noemen om dit te adstrueren omdat alles zo ‘juist’ aanvoelt.
Een verhaal apart vormen de mooi aangebrachte versieringen en de con sordino gedeelten, deels met een houten, deels met een lederen demper. Hoogtepunten zijn meteen het begin van sonate 1, de finale van nr. 3, het largo van nr. 5 en de gehele nr. 6.
Zo ontstond een geweldig geheel, duidelijk beter dan wat de minder zuiver intonerende Andrew Manze en Richard Egarr (Harmonia Mundi HMU 90.7250/1) en wat de nogal zwaarwichtige Fabio Biondi en Rinaldo Alessandrini (Opus 111 OPS 3-127/8) bieden en minstens gelijkwaardig, zo niet net wat mooier, vooral evenwichtiger dan wat Rachel Podger en Trevor Pinnock te bieden hebben.