CD Recensies

BADINGS: SYMFONIEËN

Badings: Symfonieën nr. 2 in D, 7 ‘Louisville’ en 12 in Es ‘Symfonische klankfiguren’. Bochum Symfonie orkest o.l.v. David Porcelijn. CPO 777.272-2 (53’02”). 2006

 

Badings: Symfonieën nr. 3, 10 in C en 14 in A, ‘Symfonische triptiek’. Janáček filharmonisch orkest o.l.v. David Porcelijn. CPO 777.522-2 (68’01”). 2008

 

Badings: Symfonieën nr. 4 en 5. Bochum Symfonie orkest o.l.v. David Porcelijn. CPO 777.669-2 (61’31”). 2012  

 

Eens ingenieur, altijd ingenieur dus het was begrijpelijk dat Henk Badings (1907-1987) in 1956 ook geïnteresseerd was in de mogelijkheden om toen nog vrij simpele elektronische muziek te maken met faciliteiten die Philips in Eindhoven in de ELA studio bood. In die, zijn Bilthovense, tijd had ik een aantal keer leuk contact met de componist van Kaïn en Abel, Evolutionen, de Variations électroniques en de Acoustic illustrations (Basta 30.9141-2). In 1954 had hij al de radiofonische opera Orestes geschreven. Hij schijnt echt een bescheiden en aimabel iemand te zijn geweest en werd geroemd als pedagoog en mentor.

Van 1961 tot 1977 had hij een leeropdracht voor akoestiek en elektronische muziek aan de Universiteit Utrecht, daar kwam het Instituut voor sonologie uit voort.

Badings was voor een groot deel autodidact als componist, maar had wel een poos les van Willem Pijper. Diens invloed en die van de Duitse en Franse muziek uit de jaren twintig )het motorische van Hindemith), maar ook de wat verzachtende laatromantiek van Richard Strauss zijn merkbaar in zijn vele werken, waaronder 14 symfonieën waaruit Porcelijn een keuze maakte bij gelegenheid van de Badings’ honderdste verjaardag. Badings’ beheersing van alle denkbare compositietechnieken is opmerkelijk en uit zijn vormbehandeling blijkt een voorliefde voor de hoofdvorm wat in de symfonieën goed te pas komt. Volgens Leo Samama is wat Badings tussen 1930 en 1960 heeft gecomponeerd van internationale allure.

Lang is Badings in Nederland met de nek aangekeken en verwaarloosd omdat hij, hoewel nooit NSB lid, tijdens W.O. II met de bezetters meewerkte, in ’41 directeur werd van het Haagse ‘Rijksconservatorium’ en dus van de ereraad die in 1945 de zuivering regelde een beroepsverbod van tien jaar kreeg dat overigens al in 1947 werd opgeheven.

Maar intussen lijkt de tijd voor een rehabilitatie te zijn gekomen. Badings ster rees snel nadat Mengelberg in 1935 zijn derde symfonie had uitgevoerd. Het werd en bleef gauw zijn populairste werk waarvoor ook internationaal belangstelling was. In 1932 had de jonge Eduard van Beinum al de tweede symfonie in Amsterdam ten doop gehouden.

De vierde symfonie (1943) is niet de sterkste en lijkt wat minder geïnspireerd, maar getuigt wel van behoorlijk vakmanschap.

Nummer 5 werd in 1949 als opdrachtwerk voor het zestig jaar bestaande Concertgebouworkest geschreven; het werk heeft een vrij illustratief karakter en klinkt ook fris en vitaal.

De zevende symfonie is in 1954  een opdracht van het Louisville orkest en valt met name op door een prachtig adagio.

Voor de symfonie nr. 10 (1961) moeten we enige clementie hebben. Het werk klinkt enigszins als soundtrack voor een vergeten epos uit Hollywood, maar als excuus kan gelden dat het werk werd geschreven voor het Rotterdamse amateurorkest Symphonia.

In symfonie nr. 12 (1964) voor het jubileum van het Residentie orkest ontkwam de componist niet geheel aan de invloed van het serialisme, maar hij verwerkte dat vooral in de kleuring van de muziek. Het eendelige werk klinkt intens in een aan Debussy verwant idioom.

De veertiende symfonie (1968) voor het Festival van Vlaanderen en mt de bijnaam Symfonische triptiek. is in zoverre interessant dat deze twee langzame hoekdelen en een snel middendeel heeft. De orkestratie is ook bijzonder met veel individuele solistische trekjes. Pas in de finale wordt alles samengebald. 

De uitvoeringen van Porcelijn zijn goed voorbereid en klinken meer dan redelijk goed. Hooguit had Badings wat hoogwaardiger orkesten verdiend voor dit project. Of de resterende symfonieën nog volgen?

Na dit achttal symfonieën te hebben aangehoord, mag rustig worden gezegd dat Badings tot de beste twintigste eeuwse Nederlandse componisten behoort met een belangrijke eigen stem behoort.