CD Recensies

BEETHOVEN: 'RESOUND BEETHOVEN'. SYMFONIEËN NR. 1, 2, 7, WELLINGTONS SIEG

Beethoven: Resound Beethoven I. Symfonieën nr. 1 in C op 21 en 2 in D op. 36. Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Alpha 470 (56’43”). 2014

 

Beethoven: Resound Beethoven II. Beethoven: Symfonie nr. 7 in A op. 92; Wellingtons Sieg op. 91 Pleyel: Jubel mars; Dussek: Brunswick mars. Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Alpha 473 (62’53”). 2015

 

Hat begrip ‘authenticiteit’ krijgt extra betekenis bij dit tweetal uitgaven, het begrip ‘academie’ trouwens ook. De hopelijk te vervolgen reeks Resound Beethoven brengt composities van die grootmeester terug naar de plek in één van de acht zalen of theaters waren Beethovens orkestwerken in première gingen in Wenen.

In het geval van de eerste en tweede symfonie in de locatie Landhuiszaal van het Palais Niederöstereich (en niet het Hoftheater naast de Burg voor nr. 1)  2 april 1800 de eerste uitvoering had en voor nr. 2 op 5 april 1803 niet het Theater an der Wien. In het geval van het wat curieuze programma met Beethoven, Dussek en Pleyel werd de Redoutensaal, de grote balzaal van de Hofburg, gekozen. Het ging destijds om een benefietconcert van 8 december 1813 voor de soldaten die waren gewond geraakt tijdens de Slag van Hanau. Louis Spohr zat als violist in het orkest en het allegretto van de zevende moest worden herhaald.

Aan die authenticiteit draagt verder bij dat niet alleen ‘oude instrumenten’ of kopieën daarvan zijn ingezet, maar dat ook de oorspronkelijke bezetting is aangehouden. Gemeen hebben die zalen een vrij intieme akoestiek.

Haselböck laat zijn ensemble meteen in beide vroege symfonieën aandachtig en zorgvuldig musiceren wat mede blijkt uit een goede frasering. Er wordt energiek en vrij snel gespeeld, hooguit blijven de pauken net teveel op de achtergrond in het scherzo van nr. 1. Het resultaat klinkt veel fermer dan bijvoorbeeld bij de mildere Frans Brüggen op Glossa. Een blijk van iets meer ernst had de langzame inleiding van nr. 2 niet misstaan, maar de snelle delen klinken heel geanimeerd en energiek. De eindindruk is heel bemoedigend.

De tweede cd is in historisch opzicht interessanter omdat Wellingtons Sieg oder die Schlacht bei Vitoria in N. Spanje, waar het Franse leger werd verslagen door Arthur Wellesley, diende om niet alleen de ‘mechanische militaire trompet’ van Johann Nepomuk Mälzel, de ‘k. und k. Hofmechanicus’ (tevens uitvinder van de metronoom) te demonstreren, maar ook diens idee van een gemechaniseerd orkest in de vorm van het Panharmonicon. Feitelijk zat Mälzel dus achter het hele concept, maar dat is niet meer exact na te bootsen. Het concert was een dusdanig succes dat het vier dagen later moest worden herhaald.

Ook de marsen van Dussek en Pleyel maken gebruik van die mechanische trompet met zijn heldere, vrij schrille geluid.

Wie zich de opname van Antal Dorati met geweer- (en in Tchaikovsky’s ouverture 1812) ook kanonvuur en al uit 1960 herinnert (Mercury 434.360-2) herinnert, weet hoe realistisch dat kan klinken. Haselböck versterkt alleen de slagwerk groep, maar gebruikt overeenkomstig de bezetting van symfonie nr. 7, gecomponeerd tussen herfst 1811 en voorjaar 1812, wel een groter orkest natuurlijk (2 van elk fluiten, hobo’s, klarinetten, fagotten, hoorns en trompetten, pauken en strijkers) en hij kiest voor de fuga over ‘God save the king’ begrijpelijk een wat lager tempo. Helaas lijkt de dirigent niet te hebben gekozen voor eerste violen links en tweede recht van hem. In hoeverre dat historisch klopt. Maar verder zijn ook deze vertolkingen genuanceerd en toegewijd genoeg; ze getuigen ook van veel speelvreugde. Ze verdienen een bijzondere plaats naast de gangbaarder versies.