CD Recensies

BACH, J.S.: MIS IN b, HOHE MESSE, GARDINER II, MORTENSEN

Bach, J.S.: Mis in b BWV 232, Hohe Messe. Hannah Morison (s), Meg Bragle (a), Peter Davislim (t), Alex Ashworth (bs) met het Monteverdi koor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Soli Deo Gloria SDG 722 (2 cd’s, 1u. 45’56”). 2015

 

Bach, J.S.: Mis in b BWV 232, Hohe Messe. Maria Keohane (s), Joanne Lunn (s), Else Torp (s), Hanna Kappelin (s), Alex Potter (ct), Valdemar Villadsen (ct), Jan Kobow (t), Chris Watson (t), Peter Harvey (bs), Jakob Bloch Jespersen (bs) met Concerto Koenhagen o.l.v. Lars Ulrik Mortensen. CPO 777.851-2 (2 cd’s, 1u. 43’17”). 2015 

 

Dertig jaar geleden, in 1985, maakte John Eliot Gardiner zijn eerste opname van de Hohe Messe (Archiv 415.514-2) die sindsdien eigenlijk voortdurend als de mooiste gold. Frappant aan de nieuwe opname dat hij op …. Na even lang duurt op ruim vijf kwartier muziek en dus veel zegt over zijn standvastige opvatting.

Maar binnen die periode zijn wel belangrijke facetten veranderd: het werk klinkt nu steviger, dramatischer met meer bravoure.

Zijn uit het koor voortkomende solisten hebben buiten Engeland geen grote, bekende namen maar zijn als jonge vocale talenten zeer goed voor hun taak berekend. Vooral Hannah Morrison onderscheidt zich positief in Laudamus te. Opvallend is verder dat de dirigent zich niets gelegen laat liggen aan de trend om tot aanzienlijk kleinschaliger uitvoeringen te geven. Maar over het geheel klinkt het werk wel wat beeldender en minstens zo rijk aan details 

Andere kleine dingen die opvallen: een wat hoekiger, scherper gearticuleerd gezongen Kyrie. Et in unum dominum klinkt mooi strak en Et incarnatus est fraai contrastrijk. Echt vernieuwend ten opzichte van de eerstes uitgave is het niet.

Belangrijke alternatieven voor de grotere opzet van Gardiner zijn Brüggen (Philips 426.238-2 of beter nog Glossa GLD 9211-2) en Jonathan Cohen (Hyperion CDA 68051/2).

Wat de Deense dirigent Lars Ulrik Mortensen laat horen, is wel een uitgesproken minimalistische aanpak met één stem per partij met vijf  ‘concertino’ solisten en nog eens vijf ‘ripieno’ koorleden. Van wat voor routine is geen sprake, maar er wordt met een frisse geest en in een aangenaam vloeiende geest gemusiceerd door alle betrokkenen. Instrumenten als hobo’s, trompetten en pauken krijgen in deze opzet extra gewicht, de koren klinken helder en intiem en de dialogen tussen koor en orkest hebben een mooi reliëf. Dat geldt meteen voor het Kyrie. Cum sancto spititu heeft iets hoffelijk uitnodigends, Et incarnatus est en Crucifixus zijn in hun ‘sprekende’ vorm hoogtepunten. Christe eleison wordt bijzonder mooi door Maria Kehane en Joanna Lunn voorgedragen en Lunn blinkt echt uit in Laudamus te. De muzikale golfvorming in Qui sedes met Alex Potter treft aangenaam en Peter Harvey zorgt voor een waardig Quoniam met een ideale hoornbegeleiding. Tot slot maken Jan Kobow en een fluitiste iets heel treffends van het Benedictus. Vermeldenswaard is misschien nog dat de Tiefkammerton stemming is aangehouden.

Zo ontstond een bijzonder geslaagd, vitaal, stijlbewust, transparant en echt communicerend geheel dat past in het rijtje goede minimalistische verklankingen, waarin we verder John Butt (Linn CKD 354), Konrad Junghänel (Harmonia Mundi HMV 80.1813/4) en Andrew Parrott (EMI 747.293-8) tegenkomen. Maar ga rustig in zee met Mortensen wanneer dit nieuwe type stijl u aanspreekt.