Beethoven: Symfonieën nr. 1-9, bew. Liszt S. 464/1-9. Cyprien Katsaris. Teldec 9031-716192, 2564-60865-2 (6 cd’s, 6u. 02’49”). 1985/9
Beethoven: Symfonieën nr. 1-9, bew. Liszt S. 464/1-9. Konstantin Scherbakov. Naxos 8.505219 (6 cd’s, 5u. 48’56”). 2000
Tussen 1837 en 1865 maakte Liszt pianobewerkingen van de negen symfonieën van Beethoven.
Het is voorstelbaar dat geharde pianisten Liszts bewerkingen zelfs beter vinden dan de originelen terwijl veel noten zijn verdwenen en de kleur drastisch is verbleekt? Te bedenken valt, dat Liszt zelf een van de grootste pianisten aller tijden moet zijn geweest en dat hij ook een voortreffelijke dirigent was (geen wonder dat Leopold Stokowsky zijn loopbaan en zijn uiterlijk naar Liszts voorbeeld vorm gaf).
Beethoven en Liszt waren beiden een soort pianistisch wonderkind, Liszt begreep destijds mogelijk beter dan wie ook Beethovens werk en hij wist dat lang niet iedereen echt naar Beethovens symfonieën kon luisteren, maar dat er wel een grote behoefte was om die zelfthuis te kunnen spelen. Met zijn bewerkingen voorzag hij dus in een behoefte.
Het zij vaak de details die deze bewerkingen zo interessant maken, In de eerste symfonie worden de citaten uit Mozarts Zauberflöte heel licht en geestig gespeeld; het eerste deel van de tweede symfonie is een waar feest en de volgende drie delen winnen wat doordat orkestrale ballast is overboord gezet.
De complexiteit van de begindelen van de Eroica eisten heel veel van Liszts vernuft om ze tot de mogelijkheden van tien vingers te reduceren, maar het lukte hem op wonderbaarlijke wijze. De beide laatste delen van deze symfonie roepen in de pianovorm al gedachten op aan Beethovens middelste en laatste pianosonates.
In de vierde symfonie valt de pittige ritmiek en de grote dynamische beheersing op en het eerste deel klinkt rijk aan detail. Het tweede deel lijkt haast wel een satire op E.T.A. Hoffmann en het laatste loopt uit op de overwinning in een race.
In symfonie nr. 5 zorgt de pianist vooral voor een grote ritmische integriteit en laat hij de vleugel bij vlagen haast klinken als strijkers, fluit en pauken.
Dan de Pastorale. Hier vond Katsaris blijkbaar dat Liszt daar meer van had kunnen maken, dus voegde hij wat eigen noten toe (maat 46 eerste deel). De sfeertekening en de karakterisering zijn heel fraai waardoor de lieflijke zowel als de dramatische effecten mooi naar voren komen. Het resultaat is heel opmerkelijk. Echt prachtig.
Maar nog succesvoller is Katsaris in nr. 7 met zijn mengeling van dansende ritmen, drama, poëzie en stuwkracht. Van de achyste symfonie was weinig bijzonders te maken, blijkt.
De gedachte om de negende symfonie met zijn finale voor solisten en koor in een pianobewerking te vangen, lijkt onbegonnen werk (of waanzin). Geen wonder dat Liszt dacht aan het gebruik van twee piano’s. Zoals deze is, vertoont de bewerking gebreken en Mendelssohn en Mahler trachtten daar wat aan te doen. Helaas zonder veel kans op een beter resultaat. Het eerste deel is mogelijk het monumentaalste van Beethoven, het scherzo kan tot polkaniveau vervallen, maar het adagio brengt verhevenheid en rust. De finale krijgt in de pianovorm een heel andere allure, wordt minder groots maar authentieker.
Er zijn enkele momenten waarin Konstantin Scherbakov wat overtuigender is dan Katsaris, maar als geheel is Katsaris degene die het meest imponeert.
Glenn Gould maakte ooit een opname van nr. 5 en het eerste deel van nr. 6 (Sony SMK 52636).