CD Recensies

BERG: FRÜHE LIEDER NR. 1-7; DER WEIN; ORKESTSTUKKEN OP. 6, VON OTTER

Berg: Frühe Lieder nr. 1-7; Der Wein; Orkeststukken op. 6 nr.1-3. Anne Sofie von Otter (ms) met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 445.846-2 (49’25”). 

 

Van de in 1928 herziene en georkestreerde versie van Bergs Sieben frühe Lieder bestaan tal van opnamen in diverse koppelingen: Barbara Bonney/Chailly (Decca 466.720-2), Brigitte Balleys/Ashkenazy (Decca 436.567-2), Jessye Norman/Boulez (Sony SK 66826), Juliane Banse/Sinopoli (Teldec 3984-22904-2), Renée Fleming/Abbado (DG 477.5574), Chole Owen/Ansermet (Cascavelle VEL 3125), Kari Lövaas/Blomstedt (DG 437.719-2), Sine Bundgaard/Matthias Pintscher (EMI 586.500-2), Claudia Baransky/Van Steen (MDG MDG 901-1425-6), Christiane Iven/Albrecht (Pentatone PTC 5186-363), Françoise Pollet/Weise (Accord 20482-2), Anna Bajor/Maksymiuk (Dux DUX 0101), Evelyn Lear/Boulez (Stradivarius STR 10027), Hanne-Lore Kuhse/Neumann (Berlin Classics BC 1324-2).

Sommige daarvan zijn hier besproken, maar een van de mooiste met Von Otter nog niet. Daarom alsnog. De zangeres laat Bergs muziek baden in een prachtig stralende romantische avondzonsondergang. Ze kan met orkestbegeleiding dan misschien wel niet het verfijnde vocale geven en nemen zoals bij pianobegeleiding verwerkelijken, maar de contouren van haar voordracht blijven die van de geboren liedvertolkster, steeds de aa aandacht vestigend op onverwachte subtiliteiten van kleur en nadruk om de poëzie meer kracht bij te zetten. In dat streven is Abbado een ideale partner. Zijn ze samen aan de te koele kant in de zeven Frühe Lieder? Nauwelijks en in ‘Sommertage’, het laatste lied, verrichten de spontaniteit en de lichte blijken van passie wonderen.

In Der Wein, Bergs rijpe concertaria, klinkt het gekweelde idioom van jazzritmen door.

Abbado had zich al eerder in 1970 met het Londens symfonie orkest op DG 423.238-2 over de Orkeststukken op. 6 ontfermd. Maar zijn opvatting is daarna gewijzigd van een eerder Italiaanse naar een meer Duitse aanpak, als intermediair toegesneden op het Weense orkest dat heel welsprekend reageert en voor extra diepte in deze complexe muziek zorgt. Alleen verliest de ‘Mars’ iets van zijn felle Bartókiaanse stuwende ritmen. Verder valt niets negatiefs aan te merken.