Britten: The turn of the screw. Eric Barry (t., Peter Quint), Emily Workman (s., gouvernante), Kathleen Reveille (s., Miss Jessel), Diana Montague (ms., Miss Grose), Rosie Lomas (s., Flora) Dominic Lynch (jongenssopr., Miles) met instrumentaal ensemble o.l.v. Lukasz Borowicz. Dux DUX 1247/8 (2 cd’s, 1u. 44’30”). 2015
In zijn donkerste (kamer)opera vertelde Britten in 1954 het verhaal van de door geesten bevolkte wereld van Bly en verkent hij het thema vertrouwen en misbruik daarvan. Centraal staat de zorg van de naamloze gouvernante voor ‘jonge meester Miles’. Ze is in Bly op bevel van zijn afwezige, knappe oom. Als ze deel wordt van het leven in het claustrofobische huis, ontdekt ze steeds meer over de zorgwekkend hechte relatie tussen de jongen en zijn persoonlijke bediende. Ze beschouwt het als haar taak om Miles tegen Quint te beschermen waarbij ze zo door de jongen gefascineerd raakt dat ze de gebeurtenissen tot een tragische afloop drijft.
De novelle van Henry James waarop Britten en zijn librettist Myfanwy Piper deze opera baseerden, vertelt niet of de twee geesten Quint en Miss Jessel echt zijn of alleen in het hoofd van de gouvernante bestaan. Ze zijn in de opera echt en verduidelijken hun behoefte met het citaat van Yeats: ‘De ceremonie van onschuld is verdronken’. Het blijft echter onduidelijk of Miles’ laatste zin ‘Peter Quint, jij duivel’ aan hen of aan de gouvernante is gericht. Het kostte Britten nogal moeite om het werk te componeren, getuige zijn uitspraak ‘Als tandpasta persen uit een bijna lege tube’.
Hoogst authentiek is natuurlijk nog steeds de mono opname van Britten zelf, met Pears, Vyvian, Hemmings en de English Opera Group (Decca 425.672-2), maar ook Steuart Bedford (Naxos 8.660109/10) zorgde voor een levendige, kleurrijke opvoering, net als Daniel Harding (Virgin 545.521-2) die de karakters heel goed uitwerkte en Colin Davis (Philips 446.325-2) die de angstaanjagende sfeer goed duidde en Richard Farnes (LSO Live LSO 0749) die als dirigent uitblinkt.
Hier gaat het om een opname van de Poolse première met Engelstalige (maar Amerikaanse) solisten die zich helaas niet erg positief onderscheiden op Kathleen Reveille na. Een te geringe oogst om de wel erg goed klinkende opname te kunnen aanbevelen. Die eer verdient Daniel Harding die nog voor Britten zelf eindigt.