Berwald: Pianotrio’s nr. 1 in Es, 2 in f en 3 in d. Ilona Prunui (p), András Kiss (v) en Csaba Onczay (vc). Naxos 8.550607, Marco Polo 8.223170. (64’04”). 1989
Berwald: Pianotrio’s nr. 4 in C, in C (1845), in Es (fragment), in C (fragment). Kalman Drafi (p), Jozsef Modrian (v), Guörgy Kertész (vc). Marco Polo 8.223430, Naxos 8.550002. (63’47”). 1991
Franz Berwald schreef het leeuwendeel van zijn kamermuziek tussen 1845 en 1855. Daartoe behoren naast deze pianotrio’s o.m. het Grand septet (Nash ensemble, CRD 3344), twee pianokwintetten (Eduard Mrazak met het Weens filharmonisch kwartet, Explore EXP 003), drie strijkkwartetten (Yggdrasil kwartet, BIS CD 759) en Duos voor viool en piano (Mats Rondin en Bengt-Ake Lundin, Naxos 8.554286).
Zijn, de beide fragmenten meegerekend, vijftal pianotrio’s zijn goed geschreven werken zoals dat verwacht mag worden van een componist die zelf violist was, al had ook hij moeite om een goede balans tussen piano en strijkers te vinden.
Wat opvalt, is dat het geen Zweedse, maar Hongaarse musici is overgelaten om voor deze trio’s een zeer geslaagd pleidooi te houden. Daaruit blijkt dat deze werken, net als de symfonieën van Berwald, van veel oorspronkelijkheid getuigen met hun plotselinge wendingen die verder gaan dan bijvoorbeeld bij de trio’s van Mendelssohn.
Een hoogtepunt is het tweede trio met zijn intense, peinzende eerste deel. Mooie opnamekwaliteit doet de rest om dit een attractive uitgave te laten zijn.