Berlioz: Sara la baigneuse op. 11; Tristia op. 18/1 ‘Méditation religieuse’; La mort d’Ophélie op. 18/2; Tristia op. 18/3 ‘Marche funèbre pour la dernière schène d’Hamlet’; Le ballet des ombres op. 2; Chant sacré op. 2/6; Veni creator spiritus; Tantum ergo sacramentum; Scène héroique ‘La révolution grecque’; Le cinq mai op. 6; La mort d’Orphée; Chant guerrier op. 2/3; Chanson à boire op. 2/5; Chant des chemins de fer op. 19/3; Chant sacré op. 2/6; Hymne pour la consécration du nouveau tabernacle. Rolando Villazón (t), Laurent Naouri (bs), Nicolas Rivenq (b) met het koor Les Élements en het Capitole orkest Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 557.633-2 (2 cd’s, 2u.02’25”). 2003
Dat herdenkingsjaren van componisten soms werkelijk goede vruchten afwerpen, bewijst dit dubbelalbum dat in 2003 verscheen ter gelegenheid van de viering van Berlioz’ tweehonderdste verjaardag.
Ons beeld van de componist is altijd sterk gedomineerd door de grote werken voor orkest en koor en door de opera’s. Werken waarin het orkest doorgaans een dominante rol speelt. Daarom is het nuttig dat dit beeld hier wordt aangevuld met kortere werken waarin het vocale deel overheersend is, met uitzondering wellicht van La mort d’Orphée, de mislukte poging om in 1830 de Prix de Rome mee te winnen en waarin het orkest in het slotdeel de hoofdrol heeft. Het prachtige Mort d’Ophélie uit 1852 contrasteert daar mooi mee. Ook Tristia is een aangrijpend drieluik
Het programma begint met de indringende scène, de ballade Sara la baigneuse op tekst van Victor Hugo voor gemend koor. De oorspronkelijke versie voor gemend koor en orkest is uit 1834; later werd dat veranderd in drie koren – vrouwen, mannen en gemengd.
Er zijn twee belangrijke werken uit Berlioz’ vroege periode, de vierdelige Scène héroique ‘La révolution grecque’ uit 1826 en Le cinq de mai op tekst van een gedicht van Pierre-Jean d Beranger waarin Napoleons Italiaanse overwinningen en zijn dood worden bezongen. Het had deel moeten worden van een groter project, maar daar is het nooit van gekomen.
Soms gaat het om pure gelegenheidswerken, zoals in het lawaaierige Chant des chemins de fer dat in 1846 ter ere van de opening van de spoorlijn Parijs-Lille werd geschrevenEén van de vreemdste werken is de ‘ronde nocturne’ Ballet des ombres. Iets bekender is de Hamlet treurmars. Min of meer tot besluit zijn er nog twee stukken voor vrouwenkoor op Latijnse tekst, Veni creator spiritus wordt a cappella gezongen en Tantum ergo heeft harmonium begeleiding.
We horen Villazón driemaal in liederen met een wat vaag en klaterend klinkende piano. Ze zijn gebaseerd op door Thomas Gounet in het Frans vertaalde testen van Thomas Moore plus een tweede versie van Chant sacré.
Gelukkig bevat het bijgevoegde boekje alle teksten. Door de bank genomen zijn de interpretaties meer dan adequaat en wat het aandeel van koor en orkest betreft zelfs voortreffelijk. De opnamen klinken soms wat afstandelijk, maar verder goed.