Berlioz: Roméo et Juliette op. 17. Olga Borodina (ms), Kennet Tarver (t), Evgeny Nikitin (bs) met het Guildhall koor en hetb Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. LSO Live LSO 2 SACD 0762 (2 cd’s, 1u. 30’25”). 2013
Als Berlioz specialist is het niet verwonderlijk dat Colin Davis in de loop der tijd drie opnamen maakte van deze ‘dramatische symfonie’ uit 1839, een fraai voorbeeld van vroege volbloedige romantiek. Berlioz vereerde Shakespeare en deze tragische liefdesgeschiedenis sprak hem sterk aan.
Hij (Davis) weet als haast geen ander van dit bij vlagen zeer geïnspireerde, maar soms ook wat naief aandoende werk telkens op spontane manier wat bijzonders te maken. Eerst in 1968 (Philips 416.283-2), daarna in 1993 (met Olga Borodina op Philips 442.134-2) en tot slot in 2000 (met Kenneth Tarver, LSO Live 0003).
Of het opportuun was dat dertien jaar later het LSO besloot ook deze uitgave te wagen? Maar ja, als je eenmaal begint aan een Berlioz cyclus is dit onontkoombaar. Natuurlijk, de huidige Londense chef is een verkoopargument en hij beschikt over twee van Davis’ vroegere solisten, waarbij het vooral goed leek om weer iets van Olga Borodina te horen. Helaas stelt ze hier teleur en is ze een schaduw van vroeger, zich nodeloos aanstellend.
Vanaf de wat terloops klinkende strijd tussen de Montague’s en de Capulets klinkt de muziek wat routineus. De beste momenten zijn te horen met Romeo aan het graf van de Capulets.
Nee, dit is zeker geen belangrijke aanwinst. Blijf rustig bij Colin Davis, waarbij het er minder toe doet welke van de drie versies u kiest. Zie ook de Vergelijkende Discografie.