Bach, J.L.: Trauermusik. Anna Prohaska (s), Ivonne Fuchs (a), Maximilian Schmitt (t), Andreas Wolf (bs) met het RIAS kamerkoor en de Akademie für alte Musik, Berlijn o.l.v. Hans-Christoph Rademann. Harmonia Mundi HMC 90.2080 (77’27”). 2010
Als verre neef van Johann Sebastian had ‘de Meiningse Bach, Johann Ludwig (1667-1731) een belangrijke positie temidden van aristocraten, dichters en operacomponisten in die stad. Zijn magnum opus Trauermusik uit 1724 is een minstens zo substantieel (want driedelig , met 27 nummers) werk als de Trauerode van de grote Bach die zijn cantates bewonderde.
De tekst is van de naar zijn begrafenis vooruitkijkende broodheer, graaf Ernst Ludwig van Sachsen-Meiningen, zelf. Hij schreef ook de te gebruiken preek. In deze Trauermusik horen we een componist vol zelfvertrouwen en van grote kundigheid. Ondanks de sombere thematiek klinkt een en ander opvallend voortvarend en optimistisch met een flink aandeel voor trompetten en pauken. Het gaat hier niet om een bescheiden, verstilde afscheidscantate, maar om muziek voor een groots evenement. Niet alleen de koorgedeelten (het werk is voor dubbelkoor) zijn spectaculair en worden vol vuur gezongen. Een goed voorbeeld is ‘Meine Bande sind zurissen’ aan het eind van deel I. Ook de diverse duetten en soli maken indruk, juist omdat ze zo spontaan en ongemaniereerd worden gezongen. Heel gevoelig en devoot klinkt ‘O Herr, ich bin dein Knecht’, een elegante tenoraria met virtuoze fagotsolo ‘Lob und Dank’, er is een descriptieve ‘woede’ aria en Anna Prohaska, ster onder de solisten, schittert meteen in haar beginaria en sluit het werk briljant af met een andere grote aria, ‘Da, da will ich dir bezahlen’.
Bewonderenswaardig is ook de manier waarop Rademann zijn uitnemende krachten door het wek loodst. Deze uitgave stelt een eerdere van de Rheinische Kantorei o.l.v. Hermann Max (Capriccio 10814) geheel in de schaduw.