Bach, J.S.: Leipzigse orgelwerken (1723-1750). Preludium en fuga in Es BWV 552 en in e BWV 548; Koraalvoorspelen ‘O Lamm Gottes unschuldig’  BWV 656, ‘Jesus Christus, unser Heiland’ BWV 665, ‘Nun komm der Heiden Heiland’ BWV 659, ‘’Vor deinem Thron’ BWV 668 ; Triosonate nr.4 in e BWV 528; Canonische variaties over ‘Vom Himmel hoch da komm ich her’ BWV 769; Duet nr. 1 in e BWV 802. Maude Gratton. Phi LPH 021 (73’59”). 2016

Bach werkte het grootste deel van zijn loopbaan als kerkmusicus en het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn bijdrage aan het orgelrepertoire van immense betekenis is. Het merendeel van deze werken schreef hij in de periode tussen  1708 en 1717 toen hij in Weimar woonde, maar ook later, in Leipzig van 1723-1750 leverde hij nog substantiële bijdragen. 

Dat indrukwekkende oeuvre laat zich in twee delen opdelen – werken op basis van koormelodieën (koraalvoorspelen en variaties) en abstracter, op zichzelf staande werken (diverse sonates, combinaties van preludes, fantasieën, toccata’s en fuga’s).

De Franse organiste Maude Gratton stelde een mooi programma samen met werken uit beide categorieën. Naar het motto goed gereedschap is het halve werk, koos ze voor de realisatie daarvan het goed in stand gehouden Silbermann orgel uit 1739 in Ponitz.

Wat ze daarop ten gehore brengt klinkt vooral heel imposant: een orgelrecital dat heel levendig en afwisselend is en waarbij ze registraties kiest die steeds wonderwel passen bij het karakter van de werken in kwestie. Bovendien articuleert en fraseert ze (heel Frans?) erg duidelijk.

Dit recital staat in alle opzichten als een huis, nee als een kathedraal, mede dankzij de zeer verzorgde opname.