CD Recensies

BARTÓK: STRIJKKWARTETTEN NR. 2, 4, 6, JERUSALEM KWARTET

Bartók: Strijkkwartetten nr. 2 in a op.17, Sz. 67, 4 Sz. 91, BB. 95 en 6 Sz. 114, BB. 119. Jerusalem kwartet. Harmonia Mundi HMC 90.2235 (78’51”). 2015

 

Wanneer we er optimsitisch van uit gaan dat het Jeruselem kwartet de overige drie kwartetten van Bartók nog laat volgen om de cyclus compleet te maken, is het hopelijk nuttig om daar vast iets in het algemeen over te zeggen na de Vergelijking uit 2012.

Bartóks zes kwartetten worden als de beste kamermuziekcyclus uit de twintigste eeuw beschouwd.

Elk van deze werken weerspiegelt een andere fase in de gevarieerde loopbaan van de componist. In het eerste (1909) neemt hij afscheid van de laatromantische stijl, de gecombineerde invloeden van Beethovens laatste periode en Debussy’s bevrijdende verbeeldingskracht en nationale identiteit.

Het tweede kwartet (1914-1917) onthult een groeiende intensiteit van zijn muziektaal die deels ontstond door zijn ervaring met theaterwerken en zijn ontdekking van de Hongaarse volksmuziek.

Zowel het compacte derde (1927) als het vijfdelige vierde (1928) bezitten een strakke structuur terwijl de componist het tonale palet van de strijkinstrumenten uitbreidt met coloristische effecten als glissandi, pizzicati en spel met de achterkant van de strijkstok op de hals van het instrument.

Ten tijde van het vijfde kwartet (1934) hield Bartók zich bezig met formele symmetrie. Het centrale scherzo bevat ongewone en fraaie Bulgaarse volksmuziek ritmen.

Het zesde kwartet (1939) schreef hij vlak van zijn vertrek uit Hongarije naar de V.S. Het is een bitter en treurig werk onder de indruk van de ramp die Europa dra zou treffen.

Het is dringen geblazen op de markt van de zes kwartetten op cd. Opnamen van de kwartetten zijn wat grof gezegd wel langs landsgrenzen in te delen. Hongaarse opnamen van bijvoorbeeld het Végh kwartet (Valois V 4809), Bartök kwartet (Canyon Classics EC 3698-2), Hongaars kwartet (DG 457.740-2), Keller kwartet (Erato 3984-25594-2) benadrukken de lyrische eigenschappen van ’s componisten werk, terwijl die van het Tokio kwartet (DG 445.241-2), het Fine Arts kwartet (Music & Arts CD 1176) en het Emerson kwartet (DG 423.657-2) een wat agressievere, dynamischer benadering tonen.

Tussen die beide polen bewegen zich het Takács kwartet (Decca 455.297-2) en het Belcea kwartet (EMI 394.400-2) en ook dit beginoptreden van het zich al tijden met bijzonder spel onderscheidende Jerusalem kwartet.

Het is dringen op de markt wat deze werken betreft. De Israëliërs gooien meteen hoge ogen, maar kunnen nog niet meer dan een brevet van grote bekwaamheid krijgen als gevolg van de zware concurrentie.