CD Recensies

BARTÓK: BAGATELLEN;; MIKROKOSMOS 5 E.A., TIBERGHIEN

Bartók: Roemeense volksdansen Sz. 56, BB. 68 nr. 1-6; Bagatellen Sz. 38, BB. 50 op. 6 nr. 1-14; Allegro barbaro BB. 63, Sz. 49; Improvisaties over Hongaarse boerenliederen nr. 1-13 BB. 83, Sz. 74  op. 20; Mikrokosmos deel 5 BB. 105, Sz. 107 nr. 1-18. Cédric Tiberghien. Hyperion CDA 68133 (73’59”). 2015

 

Net als Rachmaninov en Prokofiev was Bartók een heel briljante pianist die voorbestemd leek tot een carrière als virtuoos tot dat hij Kodály ontmoette en zijn aandacht meer ging richten op ethnomusicologie.

Zijn pianowerken geven blijk van een volledige kennis van de mogelijkheden van het instrument, in het bijzonder van het percussieve aspect daarvan en ze zijn doorschoten met de grillige ritmes en modaliteit van de volksmuziek die hij verzamelde.

Sommige van zijn pianowerken, zoals de zes Roemeense volksdansen (1950) zijn in feite betrekkelijk eenvoudige arrangementen van de volksmuziek die hij verzamelde.  Maai in andere opzichten schreef hij behalve muziek die een zekere regionale binding had zoals de Improvisaties over Hongaarse boerenliederen ook complexe werken die heel oorspronkelijk zijn, zoals de Bagatellen (1908).

Het korte, populaire Allegro barbaro (1911) is een geval in kwestie. Met zijn kolkende ritmen is dit werk een samenvatting van alle wilde Oost-Europese dansen die men ooit  heeft gehoord. In zes in moeilijkheidsgraad toenemende stappen zorgde de componist ook voor het pedagogisch bedoelde Mikrokosmos waarvan hier het vijfde deel (1926, 1932/9) aan de orde wordt gesteld.

Wie de moeite neemt om door te zoeken, vindt nog wel wat opnamen waarop Bartók zelf deze werken geheel of gedeeltelijk speelt (het album Hungaroton HCD 12326/31 met 6 cd’s; Mikrokosmos 5 op Sony MPK 47676), Allegro barbaro op Hungaroton HCD 12334/5, 2 cd’s).

Het staat niet vast dat Tiberghien bezig is aan eenn volledige Bartók pianoserie want de opnamen van Zoltan Kocsis (Philips 475.6720, Decca 478.2364, 8 cd’s, ook afzonderlijk verkrijgbaar) zijn vermoedelijk best aan wat geduchte concurrentie toe en Jenö Jandó (Naxos) kon geen tred houden met zijn andere voorgangers als Andor Foldes (DG 480.7100, 4 cd’s).

Als geciviliseerde, helder spelende Fransman onderstreept Tiberghien niet de ruigere kanten van deze muziek, maar kiest voor een gevarieerde benadering en is indien nodig plooibaar.